Onze EVS-vrijwilliger Chiara Bonardo uit Italië zocht in België de – je kan het al raden – Italiaanse gemeenschap op en bundelde die ontmoetingen in volgende reeks. Vandaag trekken we met Chiara naar de oude mijnen van Marcinelle bij Charleroi om er te luisteren naar verhalen uit de lokale Italiaanse gemeenschap.
Ik bevind mij niet ver van Charleroi, in een geel-met-grijze bus op een lege weg tussen uitgestrekte velden waar hier en daar een koe graast. Rechts van mij merk ik tot mijn verbazing een Italiaanse vlag op, die uit een raam hangt op deze onverwachte, afgelegen plaats.
De bus zet mij af bij een kaal heuveltje, waarachter twee torens van de oude mijnen van Marcinelle uitrijzen. Op de site, sinds 2012 Unesco Werelderfgoed, is het Bois du Cazier-museum te vinden, dat de 262 mijnwerkers herdenkt die hier decennia geleden in de aarde hun dood vonden tijdens een brand.
Steenkoolwagens en golfplaten
Vandaag is één van de ruimtes in het museum gereserveerd voor de maandelijkse bijeenkomst van de Amicale des Mineurs des Charbonnages de Wallonie. Die organisatie brengt sinds 1992 ex-mijnwerkers met Italiaanse roots en hun families bij elkaar. Haar doel is om de herinnering aan de mijnen en het bestaan van de mijnwerkers levend te houden en over te dragen aan jongeren, maar ook om ex-mijnwerkers bij te staan en culturele activiteiten te organiseren.
Mijn Italiaanse roots en mijn eigen ervaring als immigrant in België maken mij nieuwsgierig naar de Italiaanse bijeenkomst. Rondom het museum neem ik de details op die mij laten zien hoe mijn landgenoten hier vroeger leefden en werkten. De hut met golfplaten dak dat als huis moet gediend hebben en de steenkoolwagens op de oude sporen vallen me op.
In het museum word ik verwelkomd door Sergio Alboni, voorzitter van de Amicale en de leider van dit bonte gezelschap, waar zowel Italiaanse groeten als Franse uitdrukkingen oprijzen. De leden stellen zich voor. Het merendeel zestig à zeventig jaar oud en allemaal nieuwsgierig naar de nieuwe aanwinst uit de laars van Italië.
Duisternis onder Charleroi
De verhalen van veel van deze Italianen zijn gelijkaardig. De meesten kwamen in de jaren vijftig naar België om hier hun fortuin te zoeken nadat Italië praktisch verwoest was door de jarenlange oorlog en de autoritaire regimes die er aan de macht waren.
Luigi vertelt dat hij in België aankwam op zijn negentiende en dertig jaar lang in de mijnen van Marcinelle werkte. Ook Aldo, met zijn herkenbare Trentse accent, bracht drie decennia door in de duisternis onder Charleroi. “Dertig jaar en twee maanden”, om precies te zijn.
Vijfjarig contract
Na zijn eerste werkdag, in 1956, zweerde Aldo bij zijn thuiskomst dat hij nooit nog een voet in de mijn zou zetten. De volgende dag stond de politie voor zijn deur omdat hij niet kwam opdagen op het werk. De agenten dreigden hem te arresteren indien hij de volgende dag niet zou gaan werken. “In de gevangenis? Ik heb toch nooit een vlieg kwaad gedaan!”
Net als vele andere mijnwerkers die in toen naar België kwamen, was Aldo gebonden aan een vijfjarencontract dat hij op de eerste dag tekende. Dus hij had geen keuze en ging de volgende dag werken. Nadat het vijfjarige contract verliep, bleef hij nog 25 jaar aan de slag in de mijnen.
Roze propagandablaadjes
Bettina’s man kwam ook uit Trente waar hij op de witte pieken van de Dolomieten als ski-instructeur werkte. In Charleroi daarentegen kwam hij iedere dag roetzwart thuis uit de koolmijnen. “Gevangenissen zouden helemaal niet moeten bestaan in België. Ze kunnen iedereen naar de mijnen sturen!”, zei hij vaak volgens Bettina. Hij overleed 17 jaar geleden.
Na zijn inleidende speech vertelt ook Sergio over zijn aankomst in Marcinelle. Het hutje waarin hij met zijn moeder, vader en vier broers woonde, herinnert hij zich nog levendig. Het schamele onderkomen was een van de vele ‘woningen’ die de mijnbedrijven ter beschikking stelden. Tijdens de oorlog waren het onderkomens voor Duitse krijgsgevangenen.
“Vervloekt dat manifest!”, zei Sergio’s vader altijd, verwijzend naar de roze propagandablaadjes die na de oorlog werden uitgedeeld in Italië om Italianen uit te nodigen om in de Belgische mijnen te komen werken.
“Ze beloofden ons vanalles”, weet Sergio. “El Dorado en een beter leven. Maar bij aankomst bleken het schamele hutten zonder stromend water of sanitaire gelegenheid. Enkel een keuken en twee kamers, voor zeven mensen.” Samen met zijn vader en twee broers begon Sergio in de mijn te werken. Hij was veertien jaar oud.
Hoofdletter M
“Mijn vader en broers stierven door de mijnen. Ik wilde een plaats bewaren waar zij en andere mijnwerkers herdacht kunnen worden”, vertelt Sergio met zachte stem, alsof hij met die woorden de gestorven gastarbeiders eert. Om die reden richtte hij ook de Amicale op.
“Waar nu die mooie witte herdenkingsplaat hangt, daar hadden wij een bezemsteel geplant met de boodschap: ‘laten we deze plek bewaren als aandenken aan alle mijnwerkers in de wereld’.” Het initiatief werd snel opgevat door velen, en vandaag is het museum een soort heiligdom voor ex-mijnwerkers. Niemand die het nu in zijn hoofd zou halen om er een bedrijventerrein van te maken.
Sergio legt uit dat de aarde onder Marcinelle hun verhalen, angsten en pijnen bevat, en ook de herinnering aan de gestorven mijnwerkers. “We zullen hen nooit vergeten, hoe ze hun leven hebben gelaten aan vreselijke ongevallen of een ziekte als silicose (een longziekte die veel voorkomt bij mijnwerkers, red.).” Om die reden pleit hij ervoor om het woord Mijnwerkers met een hoofdletter te schrijven, zodat het duidelijk is dat het hier over helden gaat.
Aan Italianen in zijn thuisland vraagt hij om immigranten met respect te behandelen. Niet met vijandigheid en neerbuigendheid zoals hij en vele landgenoten hebben ervoeren toen ze in België aankwamen.
België synoniem voor winter
Rosetta, vrouw van een vroegere mijnwerker, had nooit veel problemen met integratie in België. Ze vervoegde haar echtgenoot in 1961, na een lange treinreis vanuit Calabrië. Veel vrouwen kwamen hun mannen achterna in die tijd.
Eens aangekomen ontfermde ze zich over de opvoeding van haar kinderen. Rosetta is een sterke, resolute vrouw. Voor ze aankwam sprak ze geen woord Frans, maar ze leerde de taal in haar eentje, door vragen te stellen aan de dorpsbewoners. Met een glimlach herinnert ze het zich: “De eerste dag toen ik aankwam was een prachtige, zonnige dag. Maar de volgende dag begon het te regenen. Ik vroeg mij af of België wel een land was, of gewoon een synoniem voor de winter.”
Iedereen houdt Italië met veel liefde in hun hart en gedachten. De droom van iedere mijnwerker was om terug te keren naar Italië na enkele jaren hard werk. Maar velen bleven uiteindelijk achter omdat hun kinderen hier naar school gingen. Voor de tweede generatie verloopt een integratieproces meestal spontaner.
Sommigen gaan vaak terug op vakantie in Italië, anderen hebben geen familie meer om naar terug te keren en hebben daarom al lang geen bezoek meer gebracht aan de Mediterraanse zee. Maar allen sneden de band met hun vaderland maar gedeeltelijk door. Hun vloeiende Frans blijft doorspekt met Italiaanse uitdrukkingen en diep gelach. De wijn op tafel, om Sergio’s verjaardag te vieren, komt natuurlijk uit Sorrento.
De meesten voelden zich altijd in twee gesplitst: nog steeds immigranten in een land dat niet helemaal van hen is. Bettina, met haar 92 levensjaren, lacht en zegt: “Wanneer ik aankom in de Dolomieten in Italië, zegt iedereen: ‘daar is de Belgische! Heb je bier meegebracht? En chocolade?’. Maar als ik hier weer aankom, zeggen de mensen: ‘Kijk, onze Italiaanse is weer terug!’”.
© 2016 – StampMedia – Chiara Bonardo; vertaling: Maya Witters
Dit artikel werd gepubliceerd door DeWereldMorgen.be op 21/12/2016