Media.21 is ervan overtuigd dat mediabeleid en perssteun geënt moeten worden op de nieuwe en permanent wijzigende realiteit, in plaats van verankerd te blijven in oude afspraken en commerciële belangen. Media.21 benadert de vraagstelling over een nieuwe beheersovereenkomst voor de openbare omroep dan ook vanuit zijn eigen dna: journalistiek, innovatief, pluralistisch.
Wij pleiten voor een beheersovereenkomst die de openbare omroep de opdracht, de ruimte en de middelen geeft om op de eerste plaats zijn vormende en informatieve taak naar behoren te vervullen (dat wil zeggen: aansluitend bij de mogelijkheden en behoeften van de tijd en van de diverse bevolkingsgroepen).
Daarnaast pleiten we voor een beheersovereenkomst waarin samenwerkingsdoelstellingen geformuleerd worden, zodat de openbare omroep naast de eigen realisaties ook bijdraagt tot versterking van het omliggende medialandschap. Op die manier wordt het investeren in een openbare omroep op een hedendaagse manier ook investeren in het vrijwaren van een minimum aan pluriformiteit.
De concentratie van eigenaarschap en de crossmediale consolidatie van redacties binnen mediagroepen maken een nieuw en innovatief beleid voor pluriformiteit en diversiteit urgent.
Dat laatste is voor de VRT een secundaire, maar belangrijke opdracht, terwijl het voor het Vlaamse mediabeleid tot prioriteit nummer één gemaakt moet worden. Het volstaat hiervoor te verwijzen naar de aanbevelingen en bezorgdheden van de Vlaamse regulator voor de media. De concentratie van eigenaarschap en de crossmediale consolidatie van redacties binnen mediagroepen maken een nieuw en innovatief beleid voor pluriformiteit en diversiteit urgent. De minister van Media zou daarvoor een budget moeten hebben, maar hij kan in elk geval ook de hefboom van de openbare omroep gebruiken om daaraan te beginnen wrikken.
Prioritaire opdracht: informatie (journalistiek, debat, onderzoek)
Media.21 onderlijnt het belang van de informatieve opdracht voor de openbare omroep. De omroep is zich daarvan bewust en vertaalt dat in een breed spectrum van informatieve programma’s en vormen, gaande van hardcore onderzoeksjournalistiek over actualiteitsberichtgeving en maatschappelijke opiniërende programma’s tot infotainment dat de grens van de informatieve geloofwaardigheid opzoekt en soms zelfs overschrijdt.
De publieke opdracht en de niet-commerciële logica die daarvoor funderend is, moet vertaald worden in een openbare omroep die het journalistieke ambitieniveau in Vlaanderen eerder aanjaagt dan dat hij zelf het effect en de sensatie zou najagen omwille van de bereikcijfers. Dat de openbare omroep ook een groot aandeel entertainment aanbiedt, is normaal en behoort tot de opdracht, maar hij zou de grens tussen informatie en entertainment op een voorbeeldige manier moeten bewaken. De openbare omroep kan zijn grote redactionele capaciteit daartoe combineren met productionele creativiteit. Wat ons betreft moet de openbare omroep zijn middelen vooral investeren in onderzoek en dus meer mikken op diepgang dan op spektakel.
De Nederlandstalige kijkers, luisteraars en lezers van dit land mogen van de openbare omroep verwachten dat hij zijn informatiekeuzes maakt op basis van maatschappelijke relevantie en met grote journalistieke accuraatheid en evenwicht. Die relevantie vraagt voortdurende inbreng van diverse perspectieven, uit diverse bevolkingsgroepen: jongeren, werkende armen, mensen met een migratie-achtergrond, … Het gevaar van een grote organisatie is immers dat ze anders rond haar eigen as en referentiepunten begint te draaien.
Een basisvoorwaarde voor het vervullen van de informatietaak is dat de redacties en de omroep als geheel politiek (en uiteraard commercieel) onafhankelijk kunnen werken.
Maatschappelijk relevante keuzes maken, is een dagelijkse opdracht voor de redacties, en ze verdient extra aandacht op de digitale platformen – niet omdat het voor radio of televisie minder belangrijk zou zijn, maar de lange journalistieke traditie op de audiovisuele platformen verzekert veel meer de dagelijkse kwaliteit. Online is voor steeds meer mensen de ingangspoort naar het informatie-aanbod van de openbare omroep, en de afwegingen van wat nieuws is en wat niet verdienen daarom op dat platform extra aandacht.
We willen hier ook herhalen wat we vijf jaar geleden, ter gelegenheid van een gelijkaardige hoorzitting over een nieuwe beheersovereenkomst, gezegd hebben: in de mediaomgeving van vandaag is het onderscheid tussen uitgever en omroep, of tussen print, online en AV zo vervaagd dat het niet meer hanteerbaar is. Kranten maken podcasts, websites worden magazines, weekbladen worden grote nieuwssites, iedereen integreert video, tekst, interactiviteit, … Ook de openbare omroep of de opdrachtgevende overheid moet kiezen: een nieuws- en informatie-organisatie bouwen voor de 21ste eeuw, of verschrompelen tot een niche voor bejaarden. Wij zijn voorstander van het eerste.
Een basisvoorwaarde – een conditio sine qua non, in goed Vlaams – voor het vervullen van de informatietaak zoals hiervoor kort beschreven, is dat de redacties en de omroep als geheel politiek (en uiteraard commercieel) onafhankelijk kunnen werken. Dat is een opdracht die vooral bij het bestuur ligt, maar het zou goed zijn dat dit ook in de beheersovereenkomst in concrete engagementen voor omroep en overheid vastgelegd wordt. Alleen zo kan de instrumentalisering van de openbare omroep voor politieke of commerciële projecten voorkomen worden.
Het primaat van de politiek betekent in een democratie en in een rechtsstaat immers niet dat de politieke meerderheid – of een machtige minderheid – de instrumenten van de staat of bevriende bedrijven voor haar eigen belang mag inzetten. Dat algemene principe heeft in het geval van de Vlaamse openbare omroep extra urgentie omdat het bestuur zelf in grote mate politiek samengesteld is.
Uiteindelijk is de opdracht om de Vlaamse burgers de noodzakelijke kennis en inzicht te bieden waarmee zij weloverwogen keuzes in het leven kunnen maken. Dat is een ernstige opdracht, die professionele redacties met ernstige werkingsmiddelen vraagt.
Media.21 pleit voor een omroep die zich niet laat meeslepen (en dus ook niet gedwongen wordt) in een zero sum concurrentiedenken waarin het succes van de ene het falen van de andere is.
De openbare omroep is geen eiland
De openbare omroep moet doen zoals elke goed werkende organisatie: zijn eigen missie voor ogen houden, zijn eigen doelstellingen realiseren, zijn eigen mogelijkheden en beperkingen omzetten in maximale impact. De VRT moet niet gaten vullen die anderen laten, moet zich niet beperken opdat andere kunnen floreren, maar moet autonoom keuzes maken op basis van zijn specifieke, maatschappelijke opdracht.
Tegelijk moet de openbare omroep zich veel meer bewust worden van zijn verantwoordelijkheid tegenover het geheel van het medialandschap in Vlaanderen. Want de omroep is een non profit organisatie die de hogere maatschappelijke doelstellingen moet realiseren binnen en vanuit een vernetwerkte realiteit. Dat betekent dat er niet alleen eigen doelstellingen zijn, maar ook maatschappelijke doelstellingen die om samenwerkingen vragen.
Media.21 pleit voor een omroep die zich niet laat meeslepen (en dus ook niet gedwongen wordt) in een zero sum concurrentiedenken waarin het succes van de ene het falen van de andere is. De publieke opdracht voor de VRT moet niet (enkel) in marktaandeel en bereik geformuleerd worden, maar moet ook (of vooral) samenwerkingsdoelstellingen bevatten.
Door de klemtoon op bereik is het onderscheidend karakter van de VRT tegenover de commerciële omroepen soms te klein. Wat de openbare omroep echt kan onderscheiden vandaag, is de bereidheid én de praktijk om samen te werken met andere media. Dat kan met grote commerciële spelers zijn (als beide uit hun concurrentielogica kunnen treden), maar dat zou zeker met kleinere media moeten gebeuren, omdat in zulke samenwerkingen de meerwaarde van de inspanningen het grootst is – op voorwaarde dat dat ze verlopen in een sfeer van gelijkwaardigheid en wederzijds respect.
Het is in het verleden mogelijk gebleken om de omroep op te leggen samen te werken met productiehuizen en op die manier een impuls te geven aan een universum van audiovisuele ondernemers. Het moet mogelijk zijn om ook formules te bedenken die stimulansen creëren voor innovatieve media-initiatieven, commercieel of non-profit. Die samenwerkingen moeten ook passen binnen de opdracht van de VRT en haar doelstellingen helpen realiseren. De VRT als incubator voor mediavernieuwing, niet vanuit een ivoren toren of in splendid isolation, maar vanuit een reële bereidheid tot samenwerking. Dat is moeilijk voor een grote, dominante organisatie, maar gezien vanuit de maatschappelijke opdracht, is het een noodzaak.
Onze ervaringen op vlak van samenwerking zijn de voorbije jaren niet erg positief. De openbare omroep wordt vaak als extractief ervaren door kleinere media. Het afscheid van Charlie na veel pogingen tot samenwerking met en het aanleveren van ideeën en talent – met name aan de VRT – is hiervoor tekenend.
Nochtans zou het net een publieke taak moeten zijn om het bredere medialandschap te versterken, de pluriformiteit kansen en zichtbaarheid te geven, kennis en ervaring door te geven. Wij zijn vragende én biedende partij om dat in een volgende periode beter te doen en concrete projecten op te zetten en te realiseren.
(Tekst van de inbreng die Gie Goris namens Media.21 deed tijdens de hoorzitting in het Vlaams Parlement, 13 februari)