Het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) telt momenteel 54 jongerenverenigingen die met ongeveer 550 vrijwilligers meer dan 7.500 kinderen en jongeren bereiken. Na 18 jaar is het PAJ geen puur Antwerps fenomeen meer. “Jongeren van de derde generatie hebben de fakkel overgenomen.”
Het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ) startte in 1997 als lokaal Antwerps platform, maar ontgroeide nadien de stadsgrenzen. “We staan het sterkst in de provincie en de stad Antwerpen omdat PAJ daar ontstond”, zegt Najim Einauan. Hij was vroeger actief in het verenigingsleven en in de integratiesector, en sinds 2007 coördinator van PAJ. Het platform is nu ook actief in Oost-Vlaanderen en Brussel. Er bestaan ook kleinere afdelingen in Limburg en West-Vlaanderen.
Wat zijn de basiswaarden van PAJ?
Wij zetten in op wederzijds respect en begrip, verdraagzaamheid en een open houding naar andere culturen. Via ons pedagogisch project brengen wij kinderen en jongeren sociale vaardigheden bij die hun kansen op het vlak van het onderwijs, de arbeidsmarkt en dus de toekomst versterken.
Het belang van jeugdwerk staat centraal: jeugdwerk moet zorgen voor actief burgerschap door democratische maatschappelijke normen en waarden uit te dragen. De kinderen en jongeren van vandaag zijn de volwassenen van morgen. We weten uiteraard dat nieuwkomers, en zelfs oudkomers, niet allemaal even vertrouwd zijn met het jeugdwerk. Ouders willen eerst weten wat hun kinderen zoal gaan doen. Het is zeer belangrijk om hen te wijzen op het nut van spel en recreatie.
Hoe begeleiden jullie de verenigingen die onder jullie platform opereren?
PAJ kwam tot stand door de nood naar ondersteuning en begeleiding op maat bij enkele jeugdverenigingen van etnisch-culturele minderheden. Wij voorzien coaching, individuele begeleiding, allerlei trajecten, workshops, infosessies en kadervorming over uiteenlopende thema’s die relevant zijn voor het jeugdwerk en de werkingen. Wij betrekken de verenigingen actief en zoeken hen meermaals per jaar op. Daarnaast stappen zij uiteraard zelf geregeld met vragen en verzuchtingen naar ons.
Van waar halen jullie jullie middelen?
Wij worden gesubsidieerd door de stad Antwerpen en door de Vlaamse overheid. Daarnaast is er een ledenbijdrage, maar die is gering door de beperkte financiële draagkracht van de doelgroep. Dat geldt ook voor toegangsgelden voor bepaalde activiteiten.
Lidverenigingen betalen jaarlijks ook 30 euro lidgeld aan PAJ. De jongeren en kinderen betalen enkel lidgeld aan de lokale verenigingen waarvan ze lid zijn.
Organiseren jullie zelf ook activiteiten?
Als koepel organiseren we relatief weinig activiteiten. Wij ondersteunen vooral de lidverenigingen om vanalles op poten te zetten. Activiteiten die we organiseren staan in functie van de lidverenigingen en de maatschappelijke actualiteit. Zo organiseerden we debatten in verband met Syriëstrijders en radicalisering, maar we gingen ook naar Ieper bij de herdenking van de Eerste Wereldoorlog.
Hoe is het contact met andere verenigingen die actief zijn binnen het jeugdwerk?
We komen met mekaar in contact via jeugdraden, stedelijk jeugdwerkersoverleg, maar ook daarbuiten en werken af en toe samen. Onlangs nog kregen we de vraag om met een scoutsgroep mee te werken aan een solidariteitsactie voor de vluchtelingen. In het recente verleden organiseerden we ook activiteiten met de KSA.
Jullie bestaan sinds 1997. Wat zijn de belangrijkste evoluties die jullie sindsdien hebben meegemaakt?
De belangrijkste evolutie is de verjonging van het jeugdwerk. Vroeger lag de leiding eerder in handen van ouderen van de eerste en tweede generatie, maar de jongeren van de derde generatie hebben de fakkel overgenomen. In Antwerpen hebben we bijvoorbeeld 25 lokale groepen die stedelijk erkend zijn als jeugdbeweging.
Er zijn medewerkers die als tieners bij ons de animatorcursus volgden en actief werden in het verenigingsleven. Jongeren die via onze cursussen en activiteiten geïnspireerd werden om hogere studies aan te vatten, meestal in richtingen die aansluiten op het jeugdwerk zoals orthopedagogie of sociaal-cultureel werk.
Maar een evolutie die ons zorgen baart, is de steeds toenemende kansarmoede bij gezinnen met een diverse etnisch-culturele achtergrond. Voor onze verenigingen die met kansarme jongeren werken, heeft dat als gevolg dat ze er vaak niet in slagen om middelen te genereren om een vast werkingslokaal te hebben, of om hun activiteiten autonoom te financieren. Sinds enkele jaren werken we daarom aan de Vlaamse erkenning als landelijk jeugdwerk.
Hoe verschillend is het werk in een superdiverse stad zoals Antwerpen of Brussel en regio’s zoals het diepe West-Vlaanderen of het Meetjesland?
In Antwerpen en Brussel is er meer ervaring in het omgaan met diversiteit. Dat is voelbaar op het vlak van lokale ondersteuning vanuit beleid en diensten. In een grootstad is men zich beter bewust van de toegevoegde waarde van deze verenigingen voor het sociaal weefsel van de stad. In een minder diverse regio botst men vaker op allerlei vooroordelen.
Is het een cliché dat Vlaamse jeugdverenigingen voornamelijk de Vlaamse autochtoon uit de middenklasse aantrekt?
Het volstaat alleszins niet om als vereniging te zeggen dat je open staat voor jongeren met een diverse achtergrond. Twee factoren spelen mee. Er is enerzijds het aanbod dat meestal afgestemd is op de bekende jeugdcultuur binnen de vereniging, de parochie, enzovoort behalve in de grootsteden. Anderzijds speelt de subcultuur en wie daar deel van uitmaakt een grote rol. Ali of Osman gaan niet zomaar naar de chiro of de sportclub als ze daar niemand kennen. Zelfs al worden er inspanningen gedaan met flyers of opendeurdagen. Kinderen willen voornamelijk met hun vriendjes spelen.
Onderzoek wijst bovendien uit dat die verenigingen voornamelijk jongeren uit het ASO aantrekken, terwijl een grote groep van onze jongeren niet vertegenwoordigd is in ASO. Ook de schoolkeuze wordt mee bepaald door een vriendenkring en bij jeugdverenigingen is dat niet anders.
Hoe divers zijn jullie verenigingen?
De diversiteit is zeer sterk toegenomen. Aanvankelijk bereikten onze leden vooral Marokkaanse, Turkse en Afrikaanse jongeren. Intussen tellen we tientallen verschillende etnische achtergronden en verschillende levensbeschouwelijke achtergronden.
Onze organisatie is superdivers. Wij hebben verenigingen met wortels in verschillende landen: Marokkaanse, Turkse, Afghaanse, Tsjetsjeense, Oekraïense, Angolese, Nigeriaanse, Kameroense, Congolese, Soedanese, Senegalese en noem maar op. Daardoor zijn we vlak van levensbeschouwing zeer divers: soennieten, sjiieten, soefi’s, alevieten, (Russisch-)orthodoxen, katholieken, protestanten enzovoort maken deel uit van onze werking.
Iedereen is welkom. Iedere vereniging die jeugdwerk in zich draagt of de ambitie koestert om zich om te vormen naar jeugdwerk, kan lid worden. Natuurlijk verwachten we van onze verenigingen dat ze elke vorm van onverdraagzaamheid en uitsluiting resoluut afwijzen.
Hoe gaan jullie om met de vormen van racisme, xenofobie en islamofobie? Komen jongeren naar jullie met vragen hierover?
Racisme, xenofobie en islamofobie zijn een harde maatschappelijke realiteit. Wij zijn helaas niet bij machte om dit op te lossen, maar trachten wel een verschil te maken. Maatschappelijke verharding en verruwing is des te meer een reden voor jongeren om hun kansen in het onderwijs en werk te grijpen zodat zij een degelijke toekomst kunnen hebben.
Verder zetten we in op relativeringsvermogen. Niet elk conflict en niet elke kritische opmerking wordt ingegeven door racisme. Toch blijft het een fel onderschat maatschappelijk probleem dat op termijn desastreuze gevolgen kan hebben.
© 2015 – StampMedia - Luis Muñoz
Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 22/09/2015