Vlamingen zijn verkavelingsziek, zo beweerde professor Leo Van Broeck (KU Leuven) tijdens een recente klimaattop. Volgens Van Broeck moeten de mensen dichter bij elkaar gaan wonen zodat er meer plaats is voor groen. Maar moeten we dan met zijn allen massaal in wolkenkrabbers gaan huizen?

Verdichting. Dat is de term die Van Broeck promoot. Concreet betekent dat zoveel als hoger bouwen. “Het belangrijkste is dat we stoppen met vrijstaand verkavelen. We moeten naar vijftig, zestig woningen per hectare en ervoor zorgen dat niemand nog gaat wonen op plaatsen waar geen openbaar vervoer beschikbaar is. Geen enkel land gebruikt zoveel grond. We hebben zo veel verkavelingen en zo weinig verstedelijkt gebied (m.a.w. we wonen te versnipperd, nvdr.), dat we geen natuur meer hebben.”

“Vlaanderen is niet verstedelijkt, Vlaanderen is verneveld. Stel dat je een volledig stadssegment hebt waar nergens een park is en er komt een fabriek leeg te staan, dan kan je daar ofwel tien rijhuizen zetten, ofwel zet je er een toren met honderd appartementen en heb je de mogelijkheid om op de rest van die grond een stadspark aan te leggen”, kadert Van Broeck.

“Verstedelijking is de oplossing. Ook voor de mensen die op het platteland willen wonen. Een dorp zou eigenlijk een kleine stad moeten worden. Zo ontstaan er naast grote en middelgrote steden ook microsteden. Dat zijn dorpen die uitgroeien tot een duizendtal inwoners en daardoor in aanmerking komen om een treinhalte te krijgen. Ze tellen dan net genoeg inwoners om de middenstand te doen heropleven met winkels, restaurants, crèches. Dat is zowel ecologisch als economisch én sociaal een grote vooruitgang.”

Verkavelde dorpen

Vooral de vele minuscule dorpjes vormen momenteel een probleem in Vlaanderen. “Mensen op het platteland hebben de natuur doodgeknuffeld. De dorpspleinen zijn failliet en de middenstand is gaan lopen, want iedereen rijdt vanuit de verkaveling naar de grote winkelketens. Zo krijg je zieltogende dorpskernen met daarrond een brede gordel verkavelingen, vervolgens 200m landbouwgrond en daarachter beginnen al de verkavelingen van het volgende dorp. Daardoor is betaalbaar openbaar vervoer momenteel niet mogelijk.

Dichter bij elkaar wonen, zorgt ook voor een betere mobiliteit. “Als je met zeven of acht miljoen mensen dichter bij elkaar woont, kan je een metrostel betalen, zoals in Parijs of Londen. Nu staat De Lijn voor een onmogelijke taak. Die heeft bij wijze van spreken 35.000 stopplaatsen met per halte misschien maar zes mensen”, aldus Van Broeck.

Geluk op de zesde verdieping

Dat dichtbij elkaar wonen een succes kan zijn, wordt bevestigd door Daphrose en Kjell. Zij zijn nu al enkele jaren buren in een Brusselse woontoren. “Het leukste is het contact met de mensen. Als je in je eigen huisje woont in een dorp, ben je veel meer teruggetrokken. Hier kom ik elke dag iemand tegen voor een babbeltje”, zegt Kjell. “De medebewoners zijn zoals familie, op onze verdieping kennen we elkaar allemaal”, vult Daphrose aan. De twee gaan zelfs elke zondag samen naar de markt. Kinderen zouden ze allebei wel niet willen grootbrengen in een appartement. “Als ik een gezin wil stichten, moet ik verhuizen”, meent Kjell.

© 2016 – StampMedia - Joachim Vandevoort


Dit artikel verscheen eerder in de PIDMAG jg 5, nr 16 op pagina 6