22 maart 2016, het is een datum die voor eeuwig in ons geheugen gegrift staat. België werd op ongekend harde wijze getroffen door terreur. Iedereen kreeg er op één of andere manier wel mee te maken: scholieren die op het punt stonden de eindejaarsreis van hun leven te maken, pendelaars die zich zoals elke dag met de metro naar het werk haastten. Het mag dan ook niet verwonderen dat één op drie Vlamingen sindsdien angst heeft om slachtoffer te worden van een terreuraanslag. Iedereen is op zijn hoede, angstig zelfs. Maar is dat gevoel wel terecht? 

“De veiligheidsdiensten en de bevolking dienen alert te blijven, maar een reden tot angst is er niet”, steekt Paul van Tigchelt, woordvoerder van het OCAD, van wal. “De dreiging is reëel maar angst is altijd een slechte raadgever. Als we bang worden, winnen de terroristen. We moeten onze democratische en verlichte waarden blijven uitdragen. Op termijn is IS op die manier kansloos. Ik ben positief ingesteld en hoop dat mijn kinderen in een democratische wereld kunnen opgroeien, waarin iedereen zich vrij kan bewegen.”

Een gevangenis van angst

Bij angstige gevoelens is het belangrijk een onderscheid te maken tussen twee soorten angst, benadrukt Bleri Lleshi in zijn boek Liefde in tijden van angst. Zo heb je enerzijds angst als overlevingsmechanisme voor een directe, fysieke dreiging en anderzijds angst die ons belemmert, uitput en ontwricht.

“Vijftig procent van de mensen die onder de laatste vorm van angst leven, komen in een isolement terecht. Ze passen hun gedragspatroon aan, waardoor ze leven in een gevangenis van angst. Het is essentieel dat er tegenover die angst een alternatief wordt geplaatst, met name liefde. Uiteraard kan je terrorisme niet alleen met liefde aanpakken. Daarvoor moet je ook naar de oorzaken van terrorisme kijken en het soms hypocriete buitenlandse beleid van de westerse landen. Heel veel vuurwapens uit het Midden-Oosten komen bijvoorbeeld uit België. Ik noem het een collectief falen, maar we moeten nu vooruitkijken. Niet reageren vanuit angst, maar wel vanuit solidariteit en liefde.”

“Tot nu toe werd er vanuit gegaan dat multiculturaliteit een harmoniemodel is, maar dat is niet zo. Uiteraard ben ik voor multiculturaliteit, het is de toekomst van onze stad. Maar je moet durven erkennen dat dat spanningen met zich meebrengt”, zegt Luckas Vander Taelen, auteur van het boek De Grote Verwarring. “We moeten over de gevolgen van culturele verschillen durven praten zonder dat we daarbij mensen uitsluiten. Een school is de enige plek waar je jongeren bij elkaar brengt buiten hun vrienden- en familiekring. Daar moet je jongeren een maatschappelijke opvoeding geven.”

Het gevaar van stigmatisering

Wanneer we de 23-jarige marketeer Mustafa Chaoui spreken, blijkt al snel dat de islam zelf steeds meer wordt geviseerd. “De situatie wordt vaak veralgemeend, waardoor men de schuld op één bepaalde geloofsovertuiging afschuift. Islamieten moeten zich opeens excuseren voor de gruweldaden van IS. Die strijders hebben hun eigen visie, maar betrekken er onterecht de islam bij. Zij verbrodden eigenlijk de hele reputatie van onze geloofsovertuiging terwijl de islam zulke onmenselijke terreuracties uiteraard niet steunt.”

Veralgemenen is contraproductief als je een probleem echt wil aanpakken, zegt ook Vander Taelen. “Je moet durven erkennen dat er een probleem is en dat probleem vervolgens durven benoemen. Maar je kan nooit zeggen dat dat probleem eigen is aan een bepaalde geloofsovertuiging. Het gaat hier om onderhandelen. Je kan daarbij nooit eerst iemand gaan beledigen. Daarenboven bestaat een grote meerderheid van de moslimgemeenschap uit brave, sympathieke en vredelievende mensen die het absoluut niet in vinden dat hun zonen terroristen zijn geworden.”

Ook Lleshi wijst op de effecten van stigmatisering: “Wanneer een blanke Belg de metro neemt en een tasje bij zich draagt, wordt hij nu eenmaal niet op dezelfde manier bekeken als een jongere die in de islam gelooft. Dat wordt in de hand gewerkt door media en politiek. Iedereen heeft angst en dat is niet anders voor de Brusselse jongeren. Ze worden geconfronteerd met sociaaleconomische problemen, zoals racisme en discriminatie, die daarenboven vaak niet erkend worden. Er is geen ruimte voor debat en ze komen nooit aan het woord. Het is meestal een blanke professor van zestig jaar die het mag komen uitleggen en die eigenlijk niets van hun wereld begrijpt.”

© 2016 – StampMedia – 
Chloë Foubert



Dit artikel werd gepubliceerd door DeWereldMorgen.be op 08/07/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door Newsmonkey.be op 08/07/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door De Beiaard op 19/08/2016, Kat. 2, P.8-9
Dit artikel verscheen eerder in de PIDMAG jg.5, nr 15, p. 3