Veel studenten vinden de weg naar psychologische begeleiding op school niet. Nochtans trekt het ministerie van Onderwijs 47,5 miljoen euro uit voor het sociale beleid op hogescholen en universiteiten. Pedagoog Tom Smets beaamt dat er veel drempels zijn die het studenten bemoeilijken om de juiste hulp te vinden. “Het aanbod is zo groot en zo complex dat veel studenten zoek raken in het kluwen. De complexiteit verhoogt de drempel om hulp te zoeken.”

Astrid (20) vreest dat ze ieder moment kan braken en niet snel genoeg het lokaal uit kan. Ze kan zich niet concentreren op het hoorcollege en kijkt enkel op de klok. Ze wil zo snel mogelijk weg. Jirki (22) wordt in het eerste semester van haar bachelor overmeesterd door stress en angst. Ze kan de studie niet aan, het is te zwaar. Celien (25) heeft zo veel angsten bij het plannen van haar studies dat ze alles uitstelt en zelfs niet naar examens gaat. Als ze niet met iemand was gaan praten, was ze er nu niet meer geweest. Ze zijn niet alleen.

Veel studenten zijn niet snel geneigd te praten over persoonlijke problemen die het studeren in de weg staan. Hulpvoorzieningen en vertrouwenspersonen zijn aanwezig op scholen, maar studenten stappen toch eerder naar een huisarts en zoeken hulp buiten de school. Dat terwijl de hulp aangeboden via school juist toegankelijker is en vergoed wordt.

Probleem is dat het CLB en de studentenvoorzieningen van jongeren met psychologische problemen of angsten verwachten dat ze zelf op hen afstappen en open over hun problemen praten. Ze hanteren een ‘laat de kinderen tot mij komen’-aanpak, merkt Wim Schramme (foto) op, studentenbegeleider aan de KU Leuven (Campus Antwerpen).

(Foto © Jente Vandewijer) Wim Schramme is studentenbegeleider aan de KU Leuven (Campus Antwerpen) (Foto © Jente Vandewijer)

Verdwaald in het kluwen

Het schort in de eerste plaats aan de informatieverstrekking. Veel studenten weten niet dat de studentenbegeleider ook kan helpen met niet-schoolgerelateerde zaken. Ze durven geen contact op te nemen als het niet met de studies zelf te maken heeft. Anderen weten zelfs niet dat er zoiets als een ombudsman bestaat.

Tom Smets, pedagoog met specialisatie in de sociale en psychologische problemen van jongeren, bevestigt dat de informatieverstrekking rond hulpverlening onvoldoende is: “Het aanbod is zo groot en zo complex dat veel studenten zoek raken in het kluwen. De complexiteit verhoogt de drempel om hulp te zoeken. Vanuit institutionele hoek zou er een meer gestroomlijnd overzicht kunnen worden opgesteld van waar studenten hulp kunnen vinden. Zoals betere informatiekanalen of brochures.”

Ik heb een schaamtegevoel om te zeggen dat ik naar een psychiater ga, want daar hangt toch een taboe aan vast.

Dat beaamt ook Schramme: “De informatie naar studenten is heel belangrijk. Ik probeer mij zichtbaar te maken. De bedoeling is dat ze mijn gezicht zien en weten waar mijn deur staat.”

Yassine en Burak (19) studeren aan de Universiteit Antwerpen en hebben geen idee waar ze naartoe kunnen met problemen. Ze kennen de ombudspersoon niet en weten die ook niet via het leerplatform te bereiken. Met problemen zouden ze “gewoon naar boven gaan”, waarmee ze het secretariaat bedoelen. Bij KU Leuven worden studenten doorverwezen naar het gecentraliseerde psychotherapeutisch centrum. Zij hebben vaak lange wachttijden, en de stap naar buiten de faculteit verhoogt de drempel. Dat belemmerde Jirki om sneller hulp te zoeken voor haar faalangst.

Probleem van hoger uit

De voorzieningen worden vanuit verschillende lagen van de Belgische overheid gestuurd. De Vlaamse overheid subsidieert CLB’s, centra voor leerlingenbegeleiding, die samenwerken met de lokale scholen. Bij hoger onderwijs wordt de studentenbegeleiding uitbesteed aan de individuele instellingen. Die worden gecontroleerd door regeringscommissarissen.

Studentenvoorzieningen evolueerden van de Diensten voor Studie- en Beroepsoriëntering naar sociale en medische hulp voor studenten. Doorheen de jaren pasten ze zich aan de noden van de tijd aan. Het lijkt echter dat de overheid deze drukke, snel veranderende tijd niet langer kan bijbenen. Daar speelt de complexiteit de effectiviteit van het beleid parten.

Patrick Willems van het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaamse ministerie: “De studentenvoorzieningen (stuvo’s) controleren de kwaliteit van de zorg zelf. Ook zitten de Vlaamse Hogeschool- en Universiteitsraden (VLHORA en VLIR) samen om te discussiëren over zaken als kwaliteit. Wij krijgen jaarlijks een verslag van de stuvo’s, maar wij doen jaarlijks geen rechtstreekse evaluatie. De manier waarop die stuvo’s aan ons, de overheid, rapporteren, zou meer geüniformeerd moeten worden. Dat maakt het voor ons makkelijker ze te vergelijken en te zien wat goed is en beter kan. Als ze dat meer op elkaar afstemmen, wordt het voor ons mogelijk om zaken te verbeteren en te versnellen. De kwestie kan op de kaart worden gezet als instellingen en studentenvertegenwoordigers een voorstel doen naar de overheid.”

Maatschappelijk fenomeen

“Ik heb een beetje een schaamtegevoel om te zeggen dat ik naar een psychiater ga, want daar hangt toch nog wel een taboe aan vast. Ik wou ook niet toegeven aan anderen dat ik problemen heb”, verhaalt Celien.

Ook Astrid voelde zich onbegrepen door haar angsten: “Voor mij kwam het over alsof ik de enige was, niemand begreep mij, en niemand kon me helpen. Het is nog steeds een heel gesloten onderwerp. Als er opener over gesproken wordt, is de drempel om hulp te zoeken lager voor mensen.”

Smets merkt dat de volledige hulpverlening in een sfeer van taboe gehuld is: “Veel mensen hebben schrik dat we zullen zeggen dat ze iets misdoen. Dat is een zeer archaïsch beeld. Hulpverlening, psychologen en psychiaters zijn taboe. Veel mensen weten ook niet dat wij er zijn om hun vragen te verduidelijken.”

Vanuit het ministerie doen we geen speciale stimulerende acties.

“Studenten zijn volop bezig hun identiteit te ontwikkelen. Stoer doen hoort ook bij identiteitsvorming, maar niemand is perfect. Toch willen ze dat laten uitschijnen. Initiatieven zoals Rode Neuzen Dag zijn dan goed om de hulpverlening meer naar het normale te brengen. Dan gaan mensen erover praten.” Volgens Schramme is het belangrijk dat er vertrouwen ontstaat. In een nieuwe omgeving met nieuwe mensen duurt dat even. Daardoor beginnen studenten pas later over problemen die ze al een tijd hebben. Ze lopen dan de hulp mis die ze al die tijd nodig hadden.

Toch zijn er ook oplossingen voorhanden. Zo kunnen het internet en de sociale media een mogelijke oplossing bieden. “Het internet kan een grote rol spelen. Veel jongeren willen liever anoniem getuigen. Zo zou een app kunnen helpen om ervaringen te delen en info over de verschillende soorten hulpverlening te verstrekken.”

Catarina (19) heeft via de website van de Universiteit Antwerpen een online cursus gevonden om haar faalangst te overwinnen. Yoshi, Li Ming, en Yilmaz (20) kennen de ombudspersoon niet, maar weten wel hoe ze die via Blackboard snel kunnen bereiken. De regering heeft hier geen specifiek beleid voor. “Studentenbegeleiding behoort tot de autonomie van de instellingen”, besluit Patrick Willems. “Vanuit het ministerie doen we niet speciaal stimulerende acties. Wij ontwerpen de wetten en regels. De gedetailleerde invulling daarvan doen wij niet.”

© 2016 – StampMedia – 
Beren de Vries en Jente Vandewijer | Foto’s: Jente Vandewijer



Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 08/07/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 08/07/2016
Dit artikel werd gepubliceerd door Newsmonkey.be op 08/07/2016
Dit artikel verscheen eerst in de PIDMAG jg.5, nr 15, p. 4-5