(MO*) Sukina Abdul Noor en Muneera Rashida hebben wortels in Jamaïca maar groeiden op in Groot-Brittannië, en bekeerden zich enkele jaren geleden tot de islam. Als ze op een podium staan, noemen ze zich Poetic Pilgrimage en brengen ze vurige poëzie en rap, waarin eigenheid, religie en feminisme een stomend ritme krijgen.
Deze maand verwelkomt ‘Nuff Said, de Antwerpse podiumavond die inspirerende artiesten uit alle hoeken van de samenleving samenbrengt, de islamitische rappers en dichters Sukina Abdul Noor en Muneera Rashida. Tijdens het interview praten de twee met een verrassende zachtheid, maar wanneer het over hun werk en dingen die hen na aan het hart liggen gaat, klinken ze doortastend en vol overtuiging. Deze dames staan met beide voeten in het leven en zijn niet bang buiten de platgetreden paden te treden.
Waarom hebben jullie je bekeerd tot de islam?
Sukina: Zowel Muneera als ik zijn altijd ‘zoekers’ geweest, op een bepaalde manier. Muneera’s familie is christelijk en mijn ouders waren Rastafari voordat ik geboren werd, we zijn allebei grootgebracht met elementen van het christendom, en vanaf onze tienertijd waren we zo’n beetje op een spirituele zoektocht, individueel maar ook samen, we zochten een soort waarheid.
Het was toen ik aan de universiteit studeerde en een werk over Malcolm X moest maken, dat mijn mening over de islam begon te veranderen. Muneera was op dat moment mijn huisgenote en we deelden zo ongeveer alles, dus ik ging bij haar langs met de boodschap ‘Oh god, ik begin iets te voelen voor de islam!’ En dat was het begin, Malcolm X, waar hij vandaan kwam en wat voor persoon hij werd. Dat was iemand die de realiteit van het zwarte stadsleven geleefd had, met hem voelden we ons meteen verwant. We gingen verder onderzoeken wat de islam nu precies inhield, en wat we vonden sprak ons allebei aan.
Muneera: Als je naar ons leven kijkt was het eigenlijk niet zo vreemd. Het geloof in één god bijvoorbeeld hadden we al. We komen uit de Caraïben, het hele idee van slavernij ligt erg gevoelig voor ons, en de profeet Mohammed (vrede zij met hem) heeft zoveel mogelijk slaven proberen te bevrijden. Er waren ook de rechten die de islam aan vrouwen toekende, het respect voor vrouwen. Met liefdadigheid en bidden waren we al bezig. Onze bekering gaf aan dat alles een diepere waarde.
Ik denk dat veel mensen tot dezelfde conclusie zouden komen wanneer ze de eigenlijke religie van de islam zouden bestuderen. Het was niet dat we echt naar de islam toe wilden, maar het kwam voorbij en wat het kon betekenen voor ons klópte. Tegelijk was het ook een manier van verzet, verzet tegen hoe we ervoor leefden, verzet tegen wat ons werd geleerd en de denkbeelden en oordelen die we hadden.
Dat was in 2005, hetzelfde jaar als de Londense metroaanslagen.
Sukina: Ja, het was op de kop af drie weken voor de aanslagen dat we ons bekeerden. Ik denk dat ik kan zeggen dat het de meest vijandelijke sfeer was die ik ooit beleefd heb. Ik was opgegroeid als zwart meisje, in de zwarte gemeenschap in Engeland, ik had nooit echt vijandigheid of racisme ervaren toen ik klein was, ik had me nooit bedreigd of ongemakkelijk gevoeld in mijn omgeving. Het was echt een zware last om te dragen, die sfeer na de 7/7 aanslagen.
We waren net aan het leren wat het betekende om moslim te zijn, zoals met elke nieuwe religie wisten we nog niet wat islam precies inhield, laat staan de context, het moslimzijn in de samenleving. Ondertussen smeerden alle kranten negatieve dingen over de islam uit over hun voorpagina’s, na een tijdje ging het zelfs niet meer over de bomaanslagen, maar eender wat. Zo was er een bericht over een moslim taxichauffeur die een man met zijn hond niet in zijn auto wilde laten, of een moslima die in een kapperszaak werkte en weigerde haar hoofddoek af te nemen. Het nieuws liep over van alles wat moslims deden in de samenleving, samen met een hoop zwaar, negatief commentaar.
Het is moeilijk te leven in een maatschappij die niet veel van de islam afweet, waar die meteen geassocieerd wordt met kleine fracties van de samenleving. Als je dan besluit om de hijab te dragen en je op een bepaalde manier te kleden, word je onmiddellijk gelinkt met die groep. Niemand ziet je nog als een Jamaïcaans meisje, het maakt niet uit welke huidskleur je hebt, plotseling ben je “de ander”.
Daarnaast denk ik dat dit ook echt de basis voor onze kunst als moslimartiesten gevormd heeft. We traden toe tot de islam in dat klimaat van, hoe zou je het noemen – onrust. Het was deze ruimte die we in onze vroege poëzie en rap tackelden, het Brits en tegelijkertijd moslim zijn, dit botsen van identiteiten. Ik denk dat dat binnen de moslimgemeenschap een verfrissende stem was, weinig bekeerlingen, en zeker vrouwen, spraken zich uit over wat er gebeurde. Ook in de andere richting vielen we op, we lieten horen wat er zich achter de sluier afspeelden. Zelfs al waren we “de anderen”, we gaven een stem aan die binnenkant.
Wat dachten jullie van die aanslagen?
Muneera: Wel, Sukina en ik, we weten dat we nogal snel op de hoop van politieke rappers gegooid worden, maar zo zien we onszelf niet. We bekeerden ons tot de islam om puur spirituele en logische redenen. Dat betekent niet dat we ons niet bewust zijn van politiek. In de realiteit van het dagelijkse leven was het erg moeilijk voor ons, we waren nog studenten, we droegen rugzakken, en als we dan bij de metro kwamen voelde je hoe de mensen naar je keken. In andere delen van de stad probeerden mensen je te intimideren, tot het punt dat we uitgescholden en aangevallen werden op straat. Maar ik ben erg duidelijk over het feit dat al wat politiek is, niets te maken heeft met mijn religie, met de spiritualiteit, het morele van die religie.
In Star Women Anthem klinkt het ‘Over the horizon / I see multitudes of women rising’. Jullie staan echt als vrouwen achter de microfoon, terwijl hiphop een machowereld is.
Sukina: Hiphop heeft zeker een mannelijke verpakking, maar het is nooit een exclusief jongensclubje geweest. Vrouwen zijn altijd aanwezig geweest in het genre. Van het begin van de hiphopgeschiedenis had je vrouwelijke MC’s, niet zo talrijk als de mannen, maar ze waren er wel, zoals Roxanne Shanté of Queen Latifah. Ten tweede hebben mannen in hiphop het altijd over vrouwen, over hun moeder, hun meisje of hun minnares. Natuurlijk is er ook het negatieve element en worden vrouwen voorgesteld als seksvoorwerpen, maar zelfs dan, ik heb interviews gehoord met meisjes uit zo’n videoclips, en die zeggen ‘Kijk, ik moet mijn studies betalen, ik heb een goed lichaam en krijg hier geld voor’. Ze bezitten hun eigen seksualiteit, ze beslissen zelf wat ze doen.
Maar het spreekt voor zich dat hiphop geen makkelijk genre is. Je moet echt vechten om je stem gehoord te krijgen, lief en voorzichtig je weg naar de top zoeken lukt niet. Ik bedoel dit niet biologisch maar je hebt er echt testosteron voor nodig, een soort GRRR!! En niet iedereen wil vechten, niet iedereen heeft die houding van ‘ik ga me naar voren wurmen, ik ga die microfoon vastgrijpen en ik ga ráppen als een vent!’ Ik denk dat Muneera en ik die vechtlust in ons hebben, we zijn niet bang om er te staan en te zeggen wat we te zeggen hebben.
Waar ik zo van hou bij hiphop, wat het zo’n mooie kunstvorm en zo’n mooie beweging maakt, is het feit dat respect gegeven wordt waar respect verdiend is. Als je goed bent in wat je doet, als je jezelf en de kunst respecteert en een keer dat je je weg naar de microfoon gevochten hebt, zullen de mensen je respecteren. Op een open podium zag ik hoe een blank meisje met bril en rosse haren zich de microfoon toeëigenen, en zij kreeg respect. Ik geloof dat wij goed zijn in wat we doen, we doen geen toegevingen, en dat levert respect op. Ook de manier waarop we ons gedragen in het hiphopmilieu helpt. We zijn niet van porselein, we zijn niet het giechelige soort meisjes, wat we doen is geen grap. We doen wat we moeten doen.
Jullie nummers hebben een sterk hier-en-nu gevoel, en tegelijk komen er steeds tijdloze beelden terug, zoals maangetijden en kuddes rendieren. Wat zit er hier achter?
Muneera: Wel… eigenlijk hebben we er nooit echt op die manier over nagedacht. We luisteren naar muziek uit alle hoeken van de wereld, uit verschillende tijden ook. Vroeger wilden Sukina en ik de beste MC’s zijn en zoveel verschillende dingen uitproberen, maar toen we die fase voorbij waren, ontdekten we dat mensen ons vooral waarderen als we onszelf zijn. Misschien heeft het ook te maken met volwassen worden. Nu zit in alles wat we brengen dat element van ‘ons’. We proberen voortdurend de weg naar onszelf te vinden, als moslims, als vrouwen, als zwarte Britten. De meeste moslims hier zijn van Zuid-Aziatische afkomst. Aanvankelijk waren we als moslim niet zeker waar we bijhoorden, óf we er wel bijhoorden. We gingen elders zoeken naar manieren om ons uit te drukken, bij Afrikaanse culturen, hun manier van kleden, hoe ze hun hoofddoeken wikkelen.
Onze wortels liggen in de Caraïben, net als de reggaemuziek, muziek die zo origineel, zo mooi is. Ik ben er mij van bewust dat we die invloed in veel van onze stukken gebruiken, en zo, met bijvoorbeeld een nummer als Land Far Away, willen we ook aansluiting vinden bij onze gemeenschap, de Caraïbische zwarte Britten. We willen iedereen bereiken, en hiphop is een genre dat dat kan, het is niet beperkt tot zwarte Amerikanen en de jaren tachtig.
In In My City zeggen jullie ‘These streets make me / strong enough to change my reality’.
Sukina: Toen we dat nummer schreven, waren we in Californië, waar mensen de Golden Gate Bridge en andere dingen aanwezen waar ze trots op waren. Die affiniteit met mijn stad heb ik niet, het beeld dat we in dit nummer geven is ook nogal negatief, met de eeuwige regen en mensen die nooit lachen. Maar tegen het einde zeggen we hoe we er dan misschien niet van houden, maar dat die stad toch is waar we vandaan komen, dat die deel is van wie ik ben.
Ik heb me nooit echt ergens thuis gevoeld, maar de muziek van mijn leven bevat wel het element Londen, ik ben niet de persoon geworden die ik in Jamaïca of Saudi-Arabië zou zijn. Het is ook een deel van onze tocht als Afrikaanse mensen in de diaspora, en het heeft mij mogelijkheden, sterkte en adem gegeven.
Silence is Consent is erg politiek. Het gaat over Gaza , Bahrain, Iran, Somalië en ook Mordecai Vanunu. En dan zegt het refrein ‘You keep quite while people are dying’. Tegen wie heb je het?
Sukina: Ja, dat nummer richt zich tot de machthebbers, met name die van de moslimwereld, maar ook onze westelijke leiders. De aanleiding was het laatste zware Israëlische bombardement op Gaza. Ik herinner me dat ik het nieuws volgde, en er geen enkele leider was die tegen Israël inging, met uitzondering dan van Ahmadinejad, de Turkse premier en Hugo Chavez in Venezuela. De Arabische landen bleven helemaal stil. En ik dacht, dit kán niet, jullie zwijgen laat toe dat het gebeurt, dat was de inspiratie.
In mijn strofe wilde ik niet echt de boodschap brengen van ‘oh god Israël is zo slecht’, mijn probleem was voornamelijk de houding van de moslimleiders, en dan zeker Mubarak. Hij hield zijn mond, hij had de grens kunnen openstellen en een verschil maken, maar hij deed het niet. Achteraf hielden ze dan een kleine top in Koeweit. Maar waar waren Jordanië, Syrië en Koeweit, landen die druipen van het oliegeld, toen hun hulp en hun stem echt nodig was?
Verder gaat het over dingen waar vrouwen mee te maken hebben, zoals in Iran, waar ze vrouwen die verkracht worden nog steeds terechtstellen. Hoe kan je ooit beweren dat dat de sharia is, dat dat ook maar iets te maken heeft met de islam? De islam moet mensen, vrouwen en armen, net beschermen. Het eerste voorbeeld van leiderschap voor moslims is dat van de profeet Mohammed (vzmh). Als je beweert een leider te zijn van een islamitische staat, dan heb je de verantwoordelijkheid dat model te volgen, of het op z’n minst te proberen. En als moslims hebben wij het recht je daaraan te houden.
Om eerlijk te zijn, ik dacht dat het nummer over de Arabische lente ging.
Muneera: We wilden het nummer uitbrengen als een videoclip, en toen die in z’n laatste fase zat, begon de Arabische lente, en iedereen dacht dus dat we het als een antwoord daarop geschreven hadden. Maar het idee en de tekst dateerde dus al van vroeger, en was bedoeld als een terechtwijzing van de moslimleiders, die op hopen geld zitten en beweren in onze naam en die van de islam te handelen. Terwijl de islam net liefdadigheid en delen voorschrijft.
Na de dood van de profeet Mohammed (vzmh) volgden de eerste vier kaliefen hem op als leiders van de moslimwereld. Toen er in die tijd het bericht kwam van een moslimvrouw die aangevallen was, stuurde de kalief het leger om haar te beschermen. Dat soort leiders waren ze, ze gebruikten hun middelen om mensen te helpen. Het kan niet dat er nu zoveel rijken zijn, met zoveel geld dat het hen krankzinnig maakt, en tegelijk zoveel armen.
Er moet meer hulp naar Palestina gaan, naar Somalië en Soedan. En echt, berekeningen tonen dat als iedereen vijf procent van zijn rijkdom afstaat er geen armoede meer zou bestaan, dus het is echt mogelijk. Maar we zien dat veel mensen hun geld gewoon vasthouden en niet doen wat ze zouden moeten doen. Het nummer valt hen eigenlijk aan.
Vrijdag 4 november - 20u30 - CC Berchem - www.nuffsaid.be
© 2011 - MO* - Julie Reniers