Het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol zet zich onder andere in voor de strijd tegen kanker. Zo ontwikkelt DoseVue, de eerste spin-off van het Studiecentrum, een technologie om de werking van radiotherapie in hoge dosissen preciezer en doeltreffender te maken. “We zoeken verder dan de toepassing en gevaren van kernenergie”, aldu Hildegarde Vandenhove, directeur Milieu, Gezondheid en Veiligheid.

Op vraag van Geert Bourgeois gaf het Studiecentrum voor Kernenergie of Centre de l’Etude de l’Energie Nucléaire (SCK.CEN) op vrijdag 16 oktober een uitgebreide rondleiding. De onderzoeken van het SCK.CEN betekenen vaak een doorbraak voor de medische wereld. “Iedereen denkt aan de toepassing en gevaren van kernenergie, maar wij zoeken verder dan dat”, zegt Hildegarde Vandenhove, directeur Milieu, Gezondheid en Veiligheid. “Van Hiroshima hebben we bijvoorbeeld geleerd dat radioactieve stralingen niet alleen kanker kunnen veroorzaken, maar ook een grote invloed hebben op het cardiovasculaire systeem.” Aangezien kanker steeds vaker voorkomt, wil het SCK.CEN radiotherapie accurater en doeltreffender maken.

Minimale bestraling

Sinds jaren geldt het SCK.CEN als voortrekker in het internationale onderzoek naar de gevolgen van de blootstelling aan radiotherapie bij het bestrijden van kanker. Uit deze onderzoeken is de eerste spin-off van het Studiecentrum ontstaan: DoseVue.
Vroeger bepaalde een computer de stralingsdosis aan de hand van enkele berekeningen. DoseVue wil die dosissen verfijnen: “Het is mogelijk de doeltreffendheid van radiotherapie te optimaliseren wanneer de tumor een hoge stralingsdosis krijgt. De bestraling van gezond weefsel moet echter minimaal blijven”, zegt Emiliano D’Agostino, directeur van DoseVue. De Vlaamse minister-president luisterde aandachtig tijdens de rondleiding. “Ik ben onder de indruk van de onderzoeken die SCK voert.”

 

Astronaut als laborant

Onderzoek naar de gevolgen van de stralingsdosis is een van de twee cruciale onderzoeksdomeinen waar het SCK.CEN zich op focust. Het onderzoek voor lange ruimtereizen is de tweede pijler van het Studiecentrum. Zo werd samen met de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) en andere wetenschappelijke partners het project MELISSA (Micro-Ecological Life Support System Alternative) gestart. Dat project moet een systeem ontwikkelen dat in staat is om de astronauten in de ruimte autonoom te voorzien van voeding, drinkbaar water en zuurstof. “Onderzoek in de ruimtevaartsector is vitaal en fungeert vaak als katalysator voor innovatie in andere cruciale sectoren, zoals de medische sector”, reageert Bourgeois.

 

Jong talent

Het personeel van het SCK.CEN is voornamelijk hooggeschoold. Meer dan 50 procent beschikt over een universitair diploma en maar liefst 20 procent mag zich doctorandus noemen. Elk jaar start een nieuwe lichting hooggeschoolden bij het Studiecentrum met een experimenteel onderzoek. Op die manier beantwoordt het SCK aan haar voornaamste doel: innovatie.
“Je solliciteert voor de positie, vervolgens word je uitgenodigd voor een gesprek met je potentiële mentor. Je zou vier jaar moeten samenwerken. Het is dus belangrijk dat het zowel wetenschappelijk als persoonlijk klikt. Daarna moet je een project uitwerken en verdedigen bij een jury”, vertelt doctoraatsstudent Bjorn Baselet (25). Na het lange selectieproces kunnen de uitverkorenen starten als doctoraatsstudent bij het SCK. “Na je onderzoek, dat vier jaar zal duren, moet je het verdedigen en kun je je doctorandus noemen.”

© 2015 – StampMedia – Annick Wellens

 

 

 


 

Dit artikel werd gepubliceerd door Engineeringnet.be op 21/10/2015
Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 23/10/2015