Op zijn negentiende ontsnapte hij ternauwernood aan Servische kogels. Op zijn drieënveertigste wil hij Europa waarschuwen voor de gevaren van polarisering. Voor auteur en museumcurator Hasan Hasanovic leert de Bosnische genocide ons nog elke dag lessen.
‘Er zijn misschien vijf dagen per maand dat ik niet over de genocide praat.’ Hasanovic neemt een flinke slok koffie en wrijft eens door zijn pikzwarte haardos. Hoewel de spraakzame curator van het Srebrenica Memorial van educatie rond de Bosnische volkerenmoord zijn beroep heeft gemaakt, stokt zijn diepe stem nog af en toe wanneer hij vertelt. Bijna 25 jaar na datum blijft de burgeroorlog in Bosnië en de massaslachting in Srebrenica een bloedrode en onuitwisbare vlek op zijn persoonlijke levenslijn.
Op amper negentienjarige leeftijd ontsnapte hij als bij wonder uit de colonne die door het Servisch leger van Mladic werd omsingeld. Zijn vader en tweelingbroer kenden minder geluk. Zij waren twee van de meer dan achtduizend Bosnische moslims die in juli 1995 in de vallei hun dood vonden.
Over de tragische ervaringen uit die periode schreef Hasanovic uiteindelijk het boek Srebrenica Overleven. Daarmee trekt hij nu naar tal van Europese landen om niet enkel de genocide onder de aandacht te brengen maar ook te waarschuwen voor het gevaar van strakke, identitaire scheidingslijnen en de systematische schending van mensenrechten.
‘Als we naar Europa kijken, moeten we alvast heel bezorgd zijn.’
In uw boek beschrijft u hoe kennissen, buren en vrienden op zeer korte tijd vreemdelingen tot zelfs vijanden werden. Herinnert u zich het omslagpunt nog?
Hasan Hasanovic: Op een dag kwam een schoolkameraad naar me toe met de woorden: ‘Dit zijn niet meer de dagen waarop jullie Turken hier de baas zijn. Deze keer hebben wij de wapens.’ (zwijgt) Ik stond aan de grond genageld.
Ik wist dat hij met zijn ouders gepraat had. Het discours sloot naadloos aan bij de propaganda van die tijd. Het was een periode waarin het sociale leven zich begon op te splitsen volgens etniciteit. De Bosniakken (moslimminderheid, red.) gingen naar de ene koffiebar, de Bosnische Serviërs naar de andere. Nationalistische stemmen schoten door het dak. Op dat moment wist ik al dat het tot niets goeds zou leiden.
Met het eengemaakt Joegoslavië leek het deksel stevig op het kruitvat te zitten. Niemand die in die tijd een genocide zag aankomen.
Hasanovic: Lange tijd was de Joegoslavische identiteit onze gezamenlijke identiteit. We waren broeders en zusters. We zaten samen in de klas, samen in het leger en we woonden naast en door elkaar. Het is de etno-nationalistische politiek die de haat in de harten van de mensen heeft aangewakkerd. De haat die tot duizenden doden heeft geleid, waarvan de criminele hinderlaag in Srebrenica het eenzame hoogtepunt was.
De VN moeten ergens al geweten hebben wat jullie te wachten stond. ‘We bewaken de poorten naar de hel’, lieten Nederlandse Blauwhelmen net voor de genocide optekenen.
Hasanovic: Natuurlijk wisten ze wat er zou gebeuren. Nog voor de genocide vonden er al oorlogsmisdaden plaats. De haat groeide elke dag. Het kon enkel erger worden.
"We kunnen wel denken dat de opkomende islamofobie en de groei van uiterst rechtse partijen die etnisch nationalisme en haat promoten tijdelijke fenomenen zijn, maar ook dat kan uitdraaien op iets wat we nooit verwacht hadden."
En toch hebt u in het verleden begrip getoond voor de Nederlandse Dutchbat-troepen die Bosnische vluchtelingen uit de handen van omringende Serviërs moesten houden maar hen uiteindelijk in de steek lieten.
Hasanovic: ‘Kijk, dit verhaal heeft vele lagen. De Nederlanders opereerden binnen een beperkt VN-mandaat en stelden numeriek weinig voor tegenover het Servische leger. Zonder ondersteunende VN-bombardementen konden zij de opmars niet afstoppen. Wat ik hen wel kwalijk neem, is hoe ze duizenden vluchtelingen uit hun veilige basis in PotoČari geweerd hebben. Vrouwen en kinderen zijn vervolgens gescheiden van jongens en mannen om gedeporteerd te worden. Iedereen die nog in de vallei was, is overgelaten aan de vijand. Dat is niet enkel de grootste zonde van die soldaten geweest, maar van de internationale gemeenschap onder de vlag van de VN.’
Heeft de internationale gemeenschap een kwarteeuw na Rwanda en Srebrenica geleerd uit haar fouten?
Hasanovic: Dat denk ik niet. Gelijkaardige feiten doen zich nog overal ter wereld voor. Sommige conflicten lijken op het Bosnische, anderen dan weer niet. Maar een constante blijft het VN-mechanisme dat door verschillende belangenconflicten hapert.
Vinden we vrede in West-Europa te vanzelfsprekend?
Hasanovic: Na de Holocaust dacht iedereen dat we de laatste genocide in Europa gezien hadden. Hetzelfde kan van Srebrenica gezegd worden. Niets wijst erop dat dit de allerlaatste was. We kunnen wel denken dat de opkomende islamofobie en de groei van uiterst rechtse partijen die etnisch nationalisme en haat promoten tijdelijke fenomenen zijn, maar ook dat kan uitdraaien op iets wat we nooit verwacht hadden.
U snijdt een belangrijk thema aan. Ook hier worden de identitaire scheidingslijnen alsmaar scherper getrokken. Vraag is hoe we daar als samenleving mee moeten omgaan.
Hasanovic: Een volwassen samenleving als de Belgische zou instrumenten moeten hebben die de symptomen van het kwaad detecteren. Er zijn tien stadia richting een uiteindelijke genocide. Elk land zou voor zichzelf moeten uitmaken in welk stadium het momenteel zit. Als we kijken naar hoe Europa met zijn migranten omgaat en hoe er aan othering wordt gedaan, moeten we alvast heel bezorgd zijn.
"Wat uit de mond van politici komt, heeft effect op wat er in de straten gebeurt. Er zijn nu al Europese landen waar migranten fysiek worden aangevallen door leden van extreem-rechtse partijen."
Geef eens enkele voorbeelden van de instrumenten die u net aanhaalde.
Hasanovic: Dan heb ik het over scholen, media en overheidsinstituties. Organisaties die uitwassen van haat of racisme bestrijden en het rechtssysteem dat daar vervolgens op inspeelt. Het volk moet weten waar de grens van het toelaatbare ligt.
Hier bij ons in Vlaanderen heeft de nieuwe regering alvast beslist om interfederaal Gelijkekansencentrum Unia niet langer te subsidiëren. Is dat een teken aan de wand?
Hasanovic: Ik ga geen oordeel vellen over een land waar ik voor het eerst ben. Enkel dit: het is een goed idee om een instelling te hebben waar mensen terecht kunnen die zich in hun rechten aangetast voelen. Het is belangrijk dat jullie overheid hen hoort.
Wat te denken van een voormalig voorzitterskandidaat van een Christelijke, Vlaamse centrumpartij die over ‘ontvolking van onze eigen mensen’ spreekt?
Hasanovic: (trekt wenkbrauwen op) Dat is verschrikkelijk en bijzonder gevaarlijk gedrag. Wat uit de mond van politici komt, heeft effect op wat er in de straten gebeurt. Er zijn nu al Europese landen waar migranten fysiek worden aangevallen door leden van extreem-rechtse partijen.
Hoe is de situatie in Bosnië ondertussen? Doet etnische identiteit er nog altijd toe voor een nieuwe generatie die de burgeroorlog zelf niet meemaakte?
Hasanovic: De nationalistische ideologie speelt via het onderwijs en de media nog altijd door in de hoofden van jongeren. Kinderen leren op school bijvoorbeeld dat er nooit een genocide heeft plaatsgevonden. Ze vergiftigen een nieuwe generatie met leugens. Daarmee zetten ze de kans dat deze jongeren zich in het vredesproces zullen engageren op de helling.
Als curator en gids van het Srebrenica Memorial hebt u dagelijks de kans om met deze jongeren te praten. Wat vertelt u hen?
Hasanovic: Er komen inderdaad veel jongeren, maar weinigen luisteren. Slechts een minderheid neemt het risico de genocide te erkennen. Wie afwijkt van het nationale narratief wordt weggezet als landverrader. Mensen verliezen hun sociale contacten of hun job als ze het opnemen voor mensenrechten.
"Slechts een minderheid neemt het risico de genocide te erkennen. Wie afwijkt van het nationale narratief wordt weggezet als landverrader."
U hebt uw vader en tweelingbroer verloren in de genocide. Hoe evident is het om met open vizier met bezoekers te praten?
Hasanovic: Ik heb altijd gedacht dat ik vol haat uit dit conflict zou komen. Maar doorheen de jaren in het memorial leerde ik dat mijn haat eigenlijk verdriet en angst zijn. Ik probeerde na te gaan of ik kinderen in Srebrenica kon identificeren als Bosniak of Serviër. Dat kon ik niet. Op een dag kwam een Servische moeder met haar kindje langs. Het was een ongelofelijk schattig en lief kind. Net zo goed had het een kind of kleinkind van een oorlogscrimineel kunnen zijn. Maar toch voelde ik niets dan sympathie. Dat was voor mij een keerpunt om haat voor onschuldigen nooit de bovenhand te laten nemen.
Misschien niet voor onschuldigen maar wel voor daders. Hebt u ooit Servische oorlogsmisdadigers ontmoet?
Hasanovic: Niet persoonlijk. Maar ik heb er wel gezien. De haat is in hun ogen nog steeds leesbaar. Het maakt hen diep ongelukkig wanneer ze zien hoe vrij ik ben. Hoe ik hun misdaden niet in blinde wraakgevoelens, maar in mijn engagement voor mensenrechten heb omgezet.
Zou u hen de hand schudden mochten ze u die reiken?
Hasanovic: Nooit.
Srebrenica Overleven, Hasan Hasanovic
Uitgeverij Polis
Dit artikel werd gepubliceerd door De Wereld Morgen op 13/12/2019