Op de Antwerpse Meir kwamen donderdagmiddag een tweehonderdtal mensen samen met als doel shoppers bewust te maken van de wantoestanden in fabrieken waar veel van onze kleding geproduceerd wordt. Sensibiliseren bleek een stuk gemakkelijker dan mobiliseren. “Ik zou niet durven beweren dat alles wat ik nu aan heb, schoon is.”

Sinds de instorting van het Rana Plaza-complex in Bangladesh, vandaag exact één jaar geleden, werd 24 april uitgeroepen tot Fashion Revolution Day. Over de hele wereld voerden mensen actie, onder andere door hun kleding binnenstebuiten aan te trekken. Ook in Antwerpen vond een herdenking plaats. “We willen met deze actie ook zorgen dat zij niet voor niets gestorven zijn”, vertelt Jessie Van Couwenberghe van het ACV.

Schone kleren

De Schone Kleren Campagne, een verbond van vakbonden en ngo’s, stak 1138 kaarsjes aan, één voor elke arbeider die exact een jaar geleden het leven liet. De campagne wil consumenten bewustmaken van de gevolgen van hun kledingkeuze. “Het heeft geen nut om kleding uit landen als Bangladesh te boycotten: daardoor verliezen de arbeiders hun werk”, vervolgt Van Couwenberghe. “Wat wel helpt, is vragen stellen in de winkel waar je koopt, zodat verkopers en managers horen dat de consument bezorgd is. Als we dat met zijn allen doen, kunnen we echt verandering in gang zetten.”

Uit een korte rondvraag bij de passanten op de Meir blijkt dat veel mensen wel op de hoogte waren van de solidariteitscampagne. De mensen die we aanspraken, geven ook aan dat een kleine prijsverhoging hen niet zou storen, indien dit de omstandigheden van de arbeiders zou verbeteren.

Zelf actie ondernemen ligt echter moeilijker. “Ik moet toegeven dat ik eigenlijk niet op de herkomst van mijn kleding let. Ik kijk vooral of het er leuk uitziet,” zegt Karen (24). “Ik zou er wel op willen letten, maar volgens mij is het effectiever om de problemen op een hoger niveau aan te pakken, bij de bedrijfsleiding of de overheid. Daarom vind ik dit ook een zeer goede campagne.”

Consequente keuze

Koen (34) let wel op zijn kledingkeuzes, maar vindt het moeilijk om dit consequent te doen. “Ik zou niet durven beweren dat alles wat ik nu aan heb, schoon is. Ik probeer wel te shoppen in winkels die expliciet aandacht besteden aan eerlijke werkomstandigheden, maar het aanbod is voorlopig helaas klein.”

Koen meent dat we als consumenten echt het verschil zouden kunnen maken: “Dan moeten meer mensen beseffen wat voor impact hun keuze heeft. Misschien moeten we winkels verplichten aan te geven welk gedeelte van de prijs naar de arbeiders gaat?”

Wantoestanden

Bij de instorting van het Rana Plaza-complex vorig jaar kwamen 1.138 arbeiders om het leven. De meesten onder hen waren jonge vrouwen. Door de gigantische omvang van de ramp kwam een internationale golf van verontwaardiging op gang. Achteraf bleek ook dat de arbeiders een dag voor de ramp al uit het fabrieksgebouw geëvacueerd waren vanwege instortingsgevaar. Ze werden gedwongen om toch te komen werken: de productieleiders dreigden hun volledige maandloon in te trekken.

Veiligheidsproblemen en misbruik zijn in textielfabrieken schering en inslag, vertelt Pascal De Bel van de vakbondsorganisatie BBTK. “Er vallen al te vaak doden door gebrek aan nooduitgangen of brandveilige deuren. Geen enkel bedrijf houdt zich bezig met veiligheidsvoorschriften. Bovendien zien we nog steeds kinderarbeid, werkdagen van twaalf uur of meer en minimumlonen waarmee onmogelijk een gezin te onderhouden is.”

40 miljoen dollar

De initiatiefnemers van de actie op de Meir willen dat de bedrijven, die in Rana Plaza kleding lieten produceren, geld vrij maken om de slachtoffers en hun families bij te staan. “In totaal is er 40 miljoen dollar nodig: een peulschil in vergelijking met de winst die die bedrijven samen genereren”, vervolgt Jessie Van Couwenberghe. “Heel wat bedrijven hebben reeds mondeling toegezegd, maar vandaag, een jaar na datum, hebben we nog steeds maar 15 miljoen gekregen.”

“Het minimumloon in een land als Bangladesh ligt momenteel op vijftig dollar per maand. We willen graag dat dat bedrag minstens verdubbeld wordt. Zo’n verdubbeling zou bij ons weinig impact hebben: per kledingstuk zou de prijsstijging maximum één euro bedragen. De meeste mensen zijn best bereid om die kleine meerprijs te betalen. Dat moeten we ook duidelijk maken aan de producenten”, besluit Van Couwenberghe.

© 2014 – StampMedia – tekst: Maya Witters, video: Jolien Lenaars


Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad - online op 24/04/2014