Steeds meer IS-strijders en jihadisten vinden hun weg naar het sociale netwerk Diaspora. Dat netwerk werkt, in tegenstelling tot Twitter en Facebook, met private servers, verspreid over de hele wereld. Daardoor is controle zo goed als onmogelijk.

Sinds de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley is microblogwebsite Twitter een ware klopjacht begonnen op IS-strijders en hun aanhangers. Aanzetten tot haat en geweld was al langer verboden op Twitter, maar nu wordt ook iedereen die beelden van de gruwelijke moord verspreidt, geblokkeerd. Hetzelfde gebeurt op YouTube en Facebook.

Daarom zoeken IS-strijders en jihadisten nu hun heil in Diaspora, een sociaal netwerk met private servers verspreid over de hele wereld. Het team dat achter Diaspora zit, geeft aan weinig te kunnen doen tegen de IS-strijders. Een gevolg van een nobel doel, zijnde het waarborgen van privacy op sociale media.

Zuckerberg vond het "cool"

Het verhaal van Diaspora begon in 2010 als een project van vier studenten van het Courant Institute of Mathematical Sciences in New York. Na een lezing over vrijheid op het internet besloot het viertal zelf een netwerk uit te bouwen, bestaande uit een verzameling van zelfstandige servers (pods) die samen een netwerk vormen.

Daardoor heeft Diaspora geen eigenaar en kan de inhoud van de site niet worden gecontroleerd door een administrator. Persoonlijke gegevens kunnen dus ook niet doorgesluisd worden naar bedrijven.

Het netwerk werd wel ontwikkeld en beheerd door het Diasporaproject, dat afhankelijk is van donaties en fondsenwervingen. Om het initiatief van de grond te krijgen, werden via Kickstarter fondsen geworven. Een van de donateurs toen was Facebook-topman Mark Zuckerberg, die aangaf het wel "een cool idee" te vinden.

Eind september 2011 ging de website online. Geschat wordt dat Diaspora ongeveer 1 miljoen gebruikers heeft, al kan dat aantal hoger liggen want controle op het netwerk is zeer moeilijk.

Onmogelijke taak?

IS-strijders maken nu gebruik van Diaspora om haat te prediken. Het netwerk kan daar, door de vooropgestelde structuur, weinig aan doen. Voorlopig werden de beheerders van de grootste servers gecontacteerd om te vragen om extremistische boodschappen op te zoeken en accounts van IS-strijders te verwijderen.

Een heleboel accounts werd intussen verwijderd, maar een groot deel zit nog steeds verspreid over kleinere servers. Het zal een lastige, zo niet onmogelijke taak worden om de beheerders van die servers te contacteren en aan te zetten tot actie.

© 2014 – StampMedia – Jef Cauwenberghs


Dit artikel werd eerst gepubliceerd op deredactie.be op 27/08/2014