De wielerploeg Topsport Vlaanderen scheert dezer dagen hoge toppen. Twintig jaar na de lancering kan het team eindelijk de vruchten van zijn opleidingswerk plukken. “Paradoxaal genoeg draagt de crisis in het wielerpeloton tot onze successen bij”, vertelt ploegleider Hans De Clercq.
Toen het project Topsport Vlaanderen in 1994 boven de doopvont gehouden werd, lagen de meesten van de huidige renners nog in de wieg. Fons Leroy, algemeen bestuurder van de VDAB, stampte in dat jaar met de steun van ex-wielrenners Eddy Merckx en Frans Verbeeck de ploeg Vlaanderen 2002 uit de grond. Net zoals vandaag kampte Vlaanderen met een hoge jongerenwerkloosheid. Om die het hoofd te bieden, kreeg Leroy van toenmalig minister Detiège twee jaar de tijd om een stevige structuur op poten te zetten.
Twintig jaar later kan het bestuur tevreden terugblikken. Niet alleen Niko Eeckhout, Tom Steels en Kurt Van de Wouwer verdedigden ooit de kleuren van het team, ook huidige World Tour-renners als Stijn Devolder, Sep Vanmarcke en Thomas De Gendt zetten er hun eerste stappen in het beroepspeloton. Nu al heeft de ploegleiding een lijstje met nieuwe beloftevolle Vlaamse jongeren opgesteld. “We mikken op renners onder 23 jaar. Jammer genoeg vallen talentrijke coureurs van 24 of 25 dus uit de boot. Aangezien de ploeg een zeer gevarieerd programma rijdt, zoeken we niet alleen renners voor de Vlaamse klassiekers, maar ook klimmers en tijdrijders”, vertelt ploegleider Hans De Clercq.
Met hoofd tegen de muur lopen
De Clercq, die zelf elf jaar prof was, zag in tussentijd veel veranderen. “Alles is veel professioneler geworden. Het is de wetenschap die vandaag begeleiding, materiaal en voedingspatronen stuurt.” De luxe van een ploeg als Topsport Vlaanderen-Baloise is evenwel dat renners nog met hun hoofd tegen de muur mogen lopen. “Wij willen jongeren vooral in het profbestaan laten groeien. Daarom is het jammer dat we in bepaalde koersen niet meer vanuit de ploegleiderswagen kunnen coachen.”
Topsport Vlaanderen-Baloise mocht in het seizoensbegin al drie keer juichen. Bovendien zag de aandachtige televisiekijker het wit-blauwe truitje tijdens de Vlaamse wedstrijden meermaals door het scherm flitsen. Wat is het recept achter dat succes? “We zijn door het lot gediend: vorig jaar kwamen meer dan honderdvijftig renners op straat te staan. Daardoor was er in tegenstelling tot andere jaren geen uitvlucht bij ons. Normaal gezien waren we onze beste renners kwijt geweest. Voorts werken we nu al drie jaren met Energy Lab (het trainingsbegeleidingscentrum onder leiding van Paul Van Den Bosch, red.) samen. Een trainer, kinesist en diëtist staan onze ploeg constant bij”, legt De Clercq uit.
Boonen als leermeester
Eén van de revelaties op dit moment is Kenneth Vanbilsen (23). Door zijn zege in de Grand Prix Cycliste la Marseillaise mocht hij zelfs even de leiderstrui van de UCI Europe Tour dragen. “Ik ben met het fietsen opgegroeid. Mijn nonkels (Danny, Eric en Gert Vanderaerden, red.) hebben vroeger zelf gekoerst. Ik ben best fier op mijn wielerfamilie.” 2012 was een topjaar voor Vanbilsen. Als laatstejaarsbelofte won hij de Ronde van Vlaanderen U23. Die prestatie opende de deur naar Topsport Vlaanderen-Baloise. “Ik heb bewust geen manager onder de arm genomen, omdat het team me al vrij snel een contract aanbood.”
Vorig seizoen schoot Vanbilsen als neoprof iets moeilijker uit de startblokken. “In de winter heb ik een knieoperatie ondergaan. Ik kon pas op 3 januari beginnen te trainen. Die achterstand haal je natuurlijk niet in één-twee-drie op. Het heeft een tijdje geduurd vooraleer ik de goede conditie te pakken had.” Die verzilverde hij nadien met winst in het bergklassement van de Tour des Fjords en een dertiende plaats in Parijs-Tours. De Limburger Vanbilsen droomt niettemin van de Vlaamse kasseiklassiekers. Een leermeester heeft hij alvast. “Ik ga regelmatig met Tom Boonen trainen. Het is altijd fijn om bijna dagelijks met je ogen van zo’n topper te stelen.” Hans De Clercq schat Vanbilsen hoog in. “Kenneth verteert de Vlaamse hellingen goed en heeft een scherpe eindsprint. Hij is een erg veelzijdige renner, van wie we zonder twijfel nog heel veel zullen horen.”
© 2014 – StampMedia – Laurens Soenen