Na een bloedige macheteaanval vorige week stond Charleroi nog maar eens in het negatief middelpunt van het nieuws. Maar is deze vaak misprezen industriestad werkelijk het grote oord van verderf waar menig Belg het voor houdt? Onze reporter Jef (21) trok in de lente van dit jaar op citytrip naar het vermeende walhalla van armoede, misdaad en torenhoge werkloosheid.

Het is nog vroeg, maar de eerste lentezon laat zich toch al schuchter achter de half begroeide ertsenterrils zien terwijl de trein voorbij verroeste hoogovens en bakstenen torens dendert. Volgende halte: Charleroi-Sud. Voor buitenlandse toeristen ‘Brussels-South’. Voor Belgen gewoon ‘Charleroi’, het walhalla van armoede, werkloosheid en misdaad. Het vlees- en betongeworden dieptepunt van tristesse in het al povere Waalse gewest. Le Pays noir wordt de streek genoemd, ironisch genoeg niet naar de huidige tristesse maar naar de grondstof die het Zwarte Land juist ooit groot maakte.  Lang waren Charleroi en omstreken de draaischijf van de koolindustrie, het kloppende hart van de industriële revolutie. Tot dat hart stopte met kloppen en in coma ging. Met het wegtrekken van de grote industrie in de jaren zeventig en de decennia die volgden, trok ook de welvaart in de streek zich gestaag terug.  Het gevolg daarvan is vandaag nog altijd pijnlijk zichtbaar.

 

Rue de Philippeville 128



Ik stap de trein uit en trek de straten in. Charleroi is geen mooie stad. Zelfs een prachtige lentedag kan het grauwe, vaak met grafitti bespoten beton nauwelijks opsmukken. Langs de bakstenen muren van de rijhuizen hangt hier en daar een tricolore vlag gedrapeerd, wachtend om enkele maanden later door het toedoen van Bale en co weer verwijderd te worden. Ik besluit naar ’s stads bekendste en beruchtste huis te trekken. Want hoewel Charleroi al ettelijke jaren zijn glans verloren had, kende de stad in de zomer van 1996 pas echt de donkerste pagina’s uit haar geschiedenis.  Toen werden in de kelder van Route de Philippeville 128 de gruwelijke daden van kindermoordenaar Marc Dutroux en zijn vrouw ontdekt. Ik volg de spoorlijn die door een prachtig beschilderde betonnen wand van de straat wordt gescheiden. Gedichten volgen elkaar op. Tot ze je vanzelf naar de hemelblauwe, dichtgetimmerde gevel leiden die in schril contrast staat met wat er ooit achter die façade moet zijn gebeurd.  Recht tegenover nummer 128 hebben de buurtbewoners een gedicht over hun straat laten schilderen. Het is typerend voor de manier waarop vele Carolo’s in het leven staan: tegenslag en doemdenkerij krijgen hen niet klein. Iets wat ik later op mijn tocht nog wel enkele keren zal merken.

 

“Er zijn altijd slechtere plaatsen”



Op mijn weg naar het stadscentrum bots ik Olivier (48) bijna letterlijk tegen het lijf. Al heeft de klok niet eens middag geslagen, het heeft er hem niet van weerhouden om al enkele biertjes te drinken. In een lichte roes begroet hij iedereen vriendelijk met zijn haast tandeloze glimlach. Hij verklaart een ‘échte’ Carolo te zijn, geboren en getogen in het Zwarte Land. Het ging hem er voor de wind tot hij zijn werk als bakker verloor en net als vele andere Carolo’s in de werkloosheid terecht kwam. Met blikje in de hand tuurt hij voor zich uit. “Vroeger was het inderdaad beter. Mensen hadden werk en er was minder armoede. Dat dat nu anders is, wil niet zeggen dat men hier beschaamd is. Er wordt wel eens wat beweerd over Charleroi maar de mensen hier houden ondanks alles wel van hun stad”, vertelt Olivier. “Er zijn altijd andere plaatsten waar het slechter is. We zijn trouwens lang niet de enigen in dit schuitje, kijk maar naar Namen en Luik. Weet je, het grootste probleem tegenwoordig is misschien wel dat mensen niet meer kunnen lachen. Kijk naar mij, ik heb niets meer maar ik kan nog steeds lachen en dat is het beste medicijn.” Hij gooit zijn blikje in de vuilbak, lacht nog eens hartelijk en gaat er dan vandoor, net als ik.

09/08/2016 Tussen Samber en terril: op stap in Charleroi

Arbeid maakt vrij



Vanop een van de vele viaducten glinstert de weerspiegeling van een enorme ertsberg in het water van de Samber die de stad doorkruist. Ikzelf doorkruis ook de stad maar dan in de andere richting. Op een gegeven moment doemt uit het niets de gigantische fabriek van Marcinelle op, als ware het een soort socialistiche kathedraal op de heuvel. God bestaat hier echter niet, of het moet een fabrieksbaas zijn. De nog werkende, economische (rokers)long van de stad hult het omliggende terrein in een dikke smoglaag. Ziekte door fabrieksarbeid moet hier haast een luxe zijn.  Arbeid maakt vrij, als je het tenminste hebt.

 

“Charleroi, c’est dans mon coeur”



Wanneer ik na mijn portie industriedampen Charlerois winkelstraat terug indraai, klampt de jonge Renard (17) me vast. Of ik geen petitie wil tekenen tegen de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen. Voor hem zijn er duidelijk ergere dingen gaande dan wonen in een stad die door vele Belgen misprezen wordt. “Ik heb hier altijd graag gewoond”, haalt hij zijn schouders op. “Ja, de stad heeft inderdaad haar problemen. Er is veel armoede, er is wel wat achtergesteldheid, maar voor mij blijft het een mooie stad. Bovendien zijn er voor de jeugd veel activiteiten en uitgaansmogelijkheden. Ze laten ons niet aan ons lot over”, zegt Renard vol overgave. “Wat ze ook zeggen, Charleroi c’est dans mon coeur. En tussen ons gezegd, zijn Namen en Luik dan zoveel beter?”, vraagt ook hij zich af. Ik bedank hem met een handtekening in de hoop dat deze jonge Carolo voor nog eens wat positief nieuws zorgt.

 

“Verbetering is op komst”



Het is ondertussen al bijna zes uur en de drukte aan het station verraadt dat vele inwoners hun arbeid elders zijn gaan verrichten. Zo ook Claire (44), die net terug komt uit Brussel. “Hier in Charleroi is goed werk vinden haast onmogelijk maar een betaalbaar huis vinden in Brussel is dat eveneens. Daarom ben ik hier goedkoop komen wonen en pendel ik elke dag naar mijn werk in onze hoofdstad.” Dat ze graag in Charleroi woont, wil Claire niet zeggen. “Armoede is inderdaad een factor maar een groter probleem is dat deze stad niet bruist. Wanneer ik terugkom van het werk zijn veel winkels al gesloten en na acht uur ’s avonds is er zo goed als geen openbaar vervoer meer. Dat is in Brussel wel anders.” Toch ziet zij een stad met toekomst. “Je voelt dat er iets beweegt. Er zijn steeds meer jonge mensen die in deze stad wonen en dat geeft hoop. Charleroi heeft diep gezeten, is nog altijd verre van perfect, maar verbetering is hoe dan ook op komst.”



© 2016 - StampMedia - Jef Cauwenberghs


Dit artikel werd gepubliceerd door Allesoverjeugd.be op 09/08/201