“Mijn familie heeft mijn bokscarrière zien aankomen. Thuis was ik niet stout, maar wel heel bruut. Ik werd de kleine Mohammed Ali genoemd.” Dat vertelt ‘Miss Nouni’, beter bekend als Najat Hasnouni-Alaoui, een week na het Antwerp Boksgala. Ze won toen van de Bulgaarse Borislava Goranova.
We spraken met ‘Miss Nouni’ in de sportschool N’Wicha waar zij les geeft. Intussen verwelkomde Najat leden en vrienden, bood hen een drankje aan. Sommigen kwamen zelfs luisteren toen ik met Najat sprak.
Sinds wanneer bokst u?
Hasnouni-Alaoui: “In maart begon ik pas echt te boksen. Voordien heb ik 13 jaar gethaibokst. Mijn overstap heb ik in februari-maart 2014 gemaakt.”
Hoe kwam u op het idee om te gaan boksen?
Hasnouni-Alaoui: “Ik had geen uitdagingen meer bij het thaiboksen. Ik heb namelijk 3 titels: de Belgische, Benelux en Europese. En als je het wil opnemen tegen de wereldkampioen en die woont bijvoorbeeld in Amerika, dan is dat onbetaalbaar. Zelfs al zou de wereldkampioen in Nederland wonen, dan nog is het niet zeker dat ze de uitdaging aanvaardt - bang wellicht om de wereldtitel te verliezen. Daarom besloot ik te gaan boksen bij Renald De Vulder van de Antwerp Boxing Academy. Bij het boksen ben je verplicht om je titel te verdedigen: ik moet weer van nul beginnen om wereldkampioen te worden.”
Leidt thaiboksen tot het echte boksen?
Hasnouni-Alaoui: “Nee, helemaal niet. Bij boksen gaat het meer om de motoriek. Je werkt veel meer met de hersenen dan met je fysiek. Bij thaiboks train je hard en gebruik je je hersenen ook, maar op een hele andere manier. Daar moet je tegen karakter boksen. Wie geeft het eerst op? Wie wint het eerst door veel trappen en stoten te geven? Bij boksen gaat het vaak om wie het slimst bokst. “
Welke sporten hebt u vroeger beoefend?
Hasnouni-Alaoui: (lacht) “Ik heb van alles gedaan. Op straat heb ik veel gevoetbald, maar ik sjotte meer benen kapot dan dat ik tegen de bal trapte. Ik heb ook getennist. Maar ik wilde niet dat mijn ouders voor de lessen en het materiaal betaalde. Dat was nogal duur. Ik ging ook te bruut met het materiaal om. Taekwondo heb ik ook gedaan. Omdat ik als kind 5 jaar geturnd heb, vond ik dat het handig was om capoeira te doen. Het was tof maar ik was meer bezig met de film Only The Strong dan met de sport. Dansen was niets voor mij en dus ben ik gestopt. Basketten doe ik soms met de club voor de fun. Maar de sport waarbij ik het gevoel had dat ik alles kon geven was thaiboks. Daar leerde ik ook discipline en zelfbeheersing. Twee dingen die ik nodig had.”
Wat vond uw familie ervan toen u ging thaiboksen?
Hasnouni-Alaoui: “Zij hadden dat al zien aankomen. Stout was ik niet, Ik was gewoon heel bruut thuis. Ik werd vroeger de kleine Mohammed Ali genoemd. Als mijn mama mij op de trappen hoorde lopen riep ze altijd: Najat je maakt mijn trappen kapot!(lacht). Maar rustig blijven kon ik niet. Te veel energie had ik niet, maar ik kende mijn krachten gewoon nog niet.”
Hoe kwam u op het idee om deze sportschool op te richten?
Hasnouni-Alaoui: “Vroeger huurde ik zalen en gaf ik daar les. Een school is anders. Je moet veel factoren rekening houden. Dat vraagt veel energie maar ik ben tevreden. Telkens wanneer ik hier binnenwandel, voel ik de trots van de leden. Als zij blij zijn, ben ik dat ook. Je moet veel geven maar je krijgt ook veel liefde terug.”
Welke tip hebt u voor uw leden?
Hasnouni-Alaoui: “Opgeven kan iedereen. ‘Waar een wil is, is een weg.’ Dat moeten onze leden voor ogen houden. Je kunt beter trap per trap gaan dan drie trappen tegelijk en ervan af vallen. Dat is niet alleen bij het boksen, maar bij alle sporten. Ik vertel mijn leerlingen dat ze niet alleen hier maar ook op school moeten presteren. Tenminste als je iets wil bereiken in je leven. Met je studies, je werk, je trainingen,… Het komt niet naar jou. Jij moet er zelf naartoe stappen. Maar op die weg kom je waarschijnlijk veel valkuilen en hindernissen tegen. Want wat je wenst in je leven, kun je realiseren, als je er maar hard genoeg voor werkt.”
© 2014 – StampMedia – tekst: Ange-Vanessa Nsanzineza, foto: Stefan Lambrechts
Dit artikel werd gepubliceerd door Sportwereld.be op 03/12/2014
Dit artikel werd gepubliceerd door Apen.be op 03/12/2014