© Emma Verstappen

“Hey homo”, “vuile janet” en “flikker”. Verwensingen die op het platteland niet snel het daglicht zouden zien, maar in een grote stad als Antwerpen blijkbaar wel tot de vaste woordenschat behoren. De weg naar meer vrijheid lijkt gepaard te gaan met haat en onverdraagzaamheid, en doet je heimwee krijgen naar hoe het vroeger was.

Na een lange en zware weg af te leggen om mezelf te leren aanvaarden, kwam ik op mijn zeventiende uit de kast bij mijn beste vriendin. Ik had niet echt iemand anders waar ik bij terecht kon, aangezien ik aan de rand van België in een eerder klein dorp woonde. We hadden ook geen echte buurthuizen of andere plekken waar ik naartoe kon om eens met andere ‘lotgenoten’ te socializen. Ik heb weleens de befaamde regenboogvlag aan het gemeentehuis zien wapperen, maar meer dan dat zat er in mijn jeugd niet in. Ik voelde me in mijn eigen dorp niet begrepen.

Drang naar vrijheid

Ook al was er toen nog geen LGBTQ-gemeenschap waar ik mijn verhaal kwijt kon, de sfeer was er best goed. Ik ging naar van die typische plattelandsfuiven, kon een biertje gaan drinken in het stamcafé en had een leuke vriendengroep op school. Natuurlijk verliep het daar ook niet altijd van een leien dakje. De schoolomgeving mocht dan wel als een safe space aanvoelen waar ik volledig werd geaccepteerd, de schoolregels waren daarentegen nog oubollig.

Ik zou namelijk op het einde van mijn laatste jaar op eindejaarsreis vertrekken, maar toen ik vroeg om met mijn vriendinnen op de kamer te slapen, was het antwoord klaar en duidelijk ‘nee’. De regels waren duidelijk: de jongens mogen niet bij de meisjes op een kamer slapen. Maar wat als er nu nog een andere homo in mijn jaar zat, en wij samen hadden besloten om een kamer te delen, had dat wel gemogen? In ieder geval, er klopte iets niet. Ik ben dan uiteindelijk niet meegegaan op eindejaarsreis.

“Ik had het gevoel dat ik in de stad mijn eigen plekje ging vinden, een plaats waar ik me echt thuis zou voelen. Maar niets was minder waar”

Buiten dat ene trieste voorval, verliep mijn eerste coming-outjaar op school dus redelijk goed. En misschien tegen alle verwachtingen in, zijn er in de kleedkamers bij het turnen ook nooit problemen geweest. Niemand bekeek me raar of jaagde me uit de kleedkamers zoals je weleens in de films ziet. Maar de drang om in de stad te gaan studeren en me uiteindelijk vrij te wanen, was groot. Ik had het allemaal al gepland: een nieuwe start op een nieuwe school, wat gaycafés uitproberen, ergens een dragshow meepikken en misschien zelfs een lieve jongen ontmoeten. Ik had het gevoel dat ik eindelijk mijn eigen plekje ging vinden, een plaats waar ik me echt thuis zou voelen. Maar niets was minder waar.

De grote boze stad

De stad is een harde plek. Ik kreeg al snel het gevoel dat er op straat meer blikken de mijne moesten kruisen. En inderdaad, het heeft niet lang geduurd voor de eerste “Hey HOMOOOOW” door de Antwerpse straten galmde. Op een bepaalde manier voel je je vernederd en begin je automatisch sneller te wandelen. Zie ik er dan zo anders uit? Plakt er ergens een sticker met homo op mijn hoofd of is het gewoonweg toevallig?

Ik moet het nu wekelijks wel een paar keer aanhoren en ik zou willen zeggen dat het went, maar dat doet het niet. Buitenstaanders denken er waarschijnlijk niet over na, maar het doet pijn, veel pijn. En hoe graag ik ook zou willen zeggen dat het daarbij bleef, is het nog maar het topje van de ijsberg.

Een paar jaar geleden gebeurde er iets eigenaardigs. Op verschillende plekken in de stad doken er speciale stickers op. Anti-LGBTQ-stickers. Zoiets zou ik nooit in mijn eigen dorp gezien hebben. Ik vrees ervoor dat de prijs die je betaalt om in de stad vrijer te willen zijn, ook gepaard gaat met meer kritiek, haat en onverdraagzaamheid.

De grand prix voor de homofobie

De prijs voor de origineelste homofobe reactie gaat voor mij dan ook naar het ontwijken van een regenboogzebrapad. Als je bijvoorbeeld aan de Suikerrui zou oversteken, zal je in vijftig procent van de gevallen wel iemand spotten die ‘bewust’ niet over het gekleurde zebrapad zal wandelen. Of ze nu echt bang zijn om een of ander homovirus op te lopen, kan ik niet zeggen, maar hun punt hebben ze in ieder geval duidelijk gemaakt. Door naar de stad te komen, is mijn idee over homoseksueel zijn alleszins grondig door elkaar geschud.

Ik heb het altijd al moeilijk gehad om het woord ‘homo’ te gebruiken, maar het leven in de stad heeft dat er dus niet gemakkelijker op gemaakt. Je wordt als scheldwoord gebruikt, als iets vies of ongewoons beschouwd en in dat opzicht maakt de stad je best hard. Iets wat ik nooit eerder in mijn dorp heb moeten zijn. Want of ik nu hetero, homo, non-binair of wat dan ook zou zijn, ik had er mijn weg wel gevonden. Nu woon ik daarentegen in de grote stad. Ik ben nog steeds op zoek naar mijn eigen plekje, ergens waar ik me hopelijk ooit thuis kan voelen.


Dit artikel werd gepubliceerd door De Morgen op 21/05/2022.

vorige volgende