In haar meest recente boek Dochter van de dekolonisatie (EPO), legt politicologe Nadia Nsayi haar persoonlijke verleden als dochter van een Congolese moeder en een metisvader naast dat van haar geboorteland Congo. Ze voelt geen schaamte of schuld voor dat verleden, maar voelt zich wel verplicht om zichzelf en anderen te informeren over het Belgische koloniale systeem.
“Ik voel me steeds meer verbonden met mijn voorouders, wit en zwart. Ik ben me steeds vaker bewust van de ongelijkheid in Congo, in België en in de relatie tussen beide. Ik wil strijden voor emancipatie, voor mezelf en anderen, met vallen en opstaan. Dit alles ligt in lijn met hoe ik evolueer: als een dochter van de dekolonisatie. Een dochter van een zwarte moeder en een metisvader. Een dochter die opgroeide bij haar witte meter en peter in Vlaanderen. Een dochter die zich tijdens haar studies politieke wetenschappen begon te verdiepen in haar geboorteland Congo-Zaïre. Een dochter die ontdekte dat haar Belgische grootvader een koloniaal was, een dochter die aanvaardt dat zijn leven in de oud-kolonie een deel van haar familiegeschiedenis is. Een dochter die geen schaamte of schuld voelt omdat ze niet verantwoordelijk is voor de keuzes die de koloniale grootvader heeft gemaakt. Een dochter die zich wel verplicht voelt om zich te informeren over het Belgische koloniale systeem waarin hij functioneerde.”
Deze woorden komen uit het boek Dochter van de dekolonisatie van politicologe Nadia Nsayi. Bovenstaande passage is de samenvatting van hoe Nsayi zichzelf omschrijft, hoe ze leert omgaan met haar identiteit en kritisch haar afkomst aanvaardt. Identiteit is een vloeiend gegeven, zeker voor mensen met migratieachtergrond, die geboren en/of opgegroeid zijn in het Westen. Nsayi beschrijft in dit boek haar eigen familiegeschiedenis en laat die parallel lopen met de relatie tussen België van Congo, van de kolonisatie tot vandaag.
Tijdens de koloniale periode was het op de wereld zetten van een kind met gemengde afkomst een groot taboe. Toch werd Marcel Clerbaut door zijn vader erkend en kon hij ook naar school gaan, wat toen niet aan elk Congolees kind in de kolonie werd gegund.
De familiegeschiedenis van Nsayi start wanneer Arthur Clerbaut, haar grootvader, vlak na de Eerste Wereldoorlog, van Antwerpen naar Belgisch Congo trekt om er als opzichter van openbare werken te werken. Daar ontmoet hij de Congolese Louisa Nsayi. Samen krijgen ze een zoon: Marcel Clerbaut. Tijdens de koloniale periode was het op de wereld zetten van een kind met gemengde afkomst echter een grote taboe. Toch werd Marcel Clerbaut door zijn vader erkend en kon hij ook naar school gaan, wat toen niet aan elk Congolees kind in de kolonie werd gegund.
Nsayi analyseert in dit boek de Congolese geschiedenis vanuit haar persoonlijk perspectief. Zo legt ze bijvoorbeeld uit hoe Congo, onder het bewind van Mobutu, tot Zaïre werd omgedoopt en welke impact dat heeft gehad op de identiteitsvorming van de voortaan genoemde Zaïrezen. Zo werd haar vader Marcel Clerbaut verplicht Nsayi Kazudi en haar moeder Angélique Madjedjo Moseka Madjedjo.
Nsayi’s boek had niet op een beter moment kunnen verschijnen. De dood van de Amerikaanse George Floyd op 25 mei werd beantwoord met een wereldwijde protest van mensen die het gehad hadden met het stuitend racisme in de Westerse samenleving.
Nadia Nsayi’s leven veranderde helemaal toen ze op vijfjarige leeftijd naar België verhuisde. Hier bracht ze haar tienerjaren door in Landen bij haar mami en papi. Daarna gaat ze in Leuven (Politieke Wetenschappen) studeren. Uiteindelijk keert Nsayi terug naar Congo (2004), een reis die haar verdere pad zal beïnvloeden. Tegelijkertijd legt ze uit hoe Mobutu indirect gedwongen werd om van Zaïre een staat te maken met verschillende politieke partijen, hoe de Rwandese genocide deels heeft geleid tot de val van Mobutu, die op zijn beurt de snelle opkomst én val van Kabila veroorzaakte en diens zoon die hem onverwachts opvolgde.
Nsayi’s boek had niet op een beter moment kunnen verschijnen. De dood van de Amerikaanse George Floyd op 25 mei werd beantwoord met een wereldwijde protest van mensen die het gehad hadden met het stuitend racisme in de Westerse samenleving.
In “Dochter van de dekolonisatie” roept Nadia Nsayi op om niet alleen bij te dragen aan de dekolonisatie van de publieke ruimte en het onderwijs. Volgens de politicologe moet ook de discriminatie in het onderwijs en op de arbeids- en woonmarkt aangepakt worden.
Praktijktesten zullen racisme misschien niet uitroeien, ze kunnen wel als concrete bewijzen van racisme en discriminatie dienen. De bal ligt daarom in het kamp van de overheid, maar tot wanneer?
Nsayi kaart aan dat er genoeg redenen zijn is om problematieken als werkloosheid, professionele declassering, discriminatie in het onderwijs en op de woonmarkt aan te pakken. Ze merkt op dat het politiek beleid op federaal en regionaal niveau tot op vandaag tekortschiet. Dat pijnpunt wordt geconcretiseerd in de discussie over het al dan niet uitvoeren van praktijktesten. Verschillende onderzoeken tonen nochtans aan dat praktijktesten de discriminatie op de arbeids- en woonmarkt stevig in kaart kunnen brengen. Praktijktesten zullen racisme misschien niet uitroeien, ze kunnen wel als concrete bewijzen van racisme en discriminatie dienen. De bal ligt daarom in het kamp van de overheid, maar tot wanneer?
Nsayi pleit daarom voor een actief optreden van de overheid, door in te zetten op betere begeleiding van Belgen met Sub-Saharaans Afrikaanse roots bij hun activering op de arbeidsmarkt en voor een strenge aanpak van discriminatie en racisme tegen Belgen met Sub-Saharaans Afrikaanse afkomst. Volgens haar zijn die twee stappen van groot belang bij de aanpak van radicalisering van jongeren van Sub-Saharaans Afrikaanse origine. Bovendien, schrijft ze, moet dekolonisatie ook gelinkt aan sociaal-economische emancipatie. Activisten en opiniemakers moeten zich ook daarover durven uit te spreken, en moeten tegelijk hun krachten bundelen door een belangengroep op te richten en druk te leggen op het beleid.
De informatie die jongeren vandaag via hun leerkracht krijgen, is vaak een simplistische en paternalistische weergave van de geschiedenis. Tot op vandaag wordt België immers voorgesteld als het land dat beschaving bracht in Congo.
“Dochter van de Dekolonisatie” kan dienen als een bundeling van lessen koloniale en postkoloniale geschiedenis voor het onderwijs, dat nog steeds niet voldoende aandacht besteedt aan dat hoofdstuk uit onze geschiedenis. De informatie die jongeren vandaag via hun leerkracht krijgen, is vaak een simplistische en paternalistische weergave van de geschiedenis. Tot op vandaag wordt België immers voorgesteld als het land dat beschaving bracht in Congo. Activisten en opiniemakers streven echter naar een inclusief onderwijs, met een correcte weergave van de koloniale en postkoloniale geschiedenis en de gevolgen van het Belgische beleid in de voormalige kolonie.
Nsayi pleit voor een multiperspectieve kijk op onze koloniale en postkoloniale geschiedenis. Dankzij boeken als Wanneer We Spreken over Kolonisatie van Sindani Kiangu (en redactie) uit 2017, Niemand Zal Hier Slapen Vannacht van Rachida Aziz (2017) Zwart van Vamba Sherif en Ebissé Rouw of de Canvas-reeks Kinderen van de Kolonie zijn waardevolle bronnen om zich te verdiepen in de oorzaken en gevolgen van de kolonisatie en hoe we de stap naar een volwaardige en finale dekolonisering kunnen zetten.
Jongeren met Congolese, Rwandese en Burundese roots zijn meer dan ooit op zoek zijn naar hun eigen bronnen over de koloniale periode. Wanneer ze daarover op school weinig of niets meekrijgen, moeten we ons afvragen of een simplistisch en paternalistisch verhaal over de koloniale geschiedenis vertellen mogelijk is.
Dochter van de dekolonisatie is een hulpmiddel voor politici die daadkrachtig willen handelen en zich niet meer achter drogredenen willen verschuilen.
Tot nu toe zijn er geen concrete richtlijnen wat betreft de inhoud van de geschiedenislessen over de koloniale periode. Dat geeft de verschillende onderwijsnetten de vrijheid om de lessen in te vullen zoals zij dat goed achten.
Het Vlaams gemeenschapsonderwijs (GO!) heeft het voortouw genomen door de richtlijnen over het onderwijzen van koloniale en postkoloniale geschiedenis duidelijker en concreter te maken, aan de hand van een gedetailleerd document van 80 pagina’s, waarin de inhoud van de lessen bepaald wordt. Toch is dat niet genoeg. De overheid kan een facilitaire rol spelen met een decreet dat duidelijk maakt aan het onderwijs hoe leerkrachten de koloniale en postkoloniale geschiedenis moeten onderwijzen. Dat zou voor jongeren van Congolese, Rwandese en Burundese afkomst een grote erkenning betekenen.
Dochter van de dekolonisatie is een hulpmiddel voor politici die daadkrachtig willen handelen en zich niet meer achter drogredenen willen verschuilen. Voor iedereen die ijvert en vecht voor een constructief en actief anti-racismebeleid én voor mensen die zich willen verdiepen in de koloniale geschiedenis. Laten we hopen dat dit boek zal bijdragen aan het huidige momentum van de anti-racismestrijd dat over heel het land waait.