Sinds september loop ik voor mijn opleiding orthopedagogie stage bij Samenlevingsopbouw in Antwerpen. Die organisatie versterkt kwetsbare mensen in buurtwerken en binnen verschillende projecten. Zo werkten we twee weken geleden vindplaatsgericht. Daarbij gaan opbouwwerkers naar pleinen en buurten om met mensen te praten. Ze praten met mensen en vangen problemen snel op. Vooral tijdens de coronacrisis is daar nood aan.
Mijn collega’s vingen al eerder op dat veel mensen nood hadden aan warme kleren. Twee weken geleden gingen we op pad om kleren uit te delen. Met ons groepje van drie medewerkers gebruikten we daarvoor een bakfiets. Omdat ik door mijn beperking niet op een zware bakfiets kan rijden, mocht ik bij een collega-stagiaire achterop. Mijn kruk, waarmee ik mij al wandelend verplaats, ging in de bak vooraan om problemen te vermijden. Nadat we in de buurt van de Handelsstraat in de Seefhoek met enkele mensen spraken, reden we rond kwart voor tien ’s avonds de Lange Zavelstraat in. Op datzelfde moment draaide een politiewagen de straat in.
Beperking? Te voet verder
Het blauwe licht gaf meteen aan dat we aan de kant moesten. Twee agenten spraken ons vanuit hun wagen aan en vroegen wat we aan het doen waren. Hun toon voelde voor mij arrogant aan. Ik antwoorde beleefd dat we warme kleren uitdeelden aan mensen die ze nodig hadden. Ze maakten duidelijk dat ik niet achterop de fiets mocht zitten. Hun houding intimideerde mij. Ik begreep meteen dat het niet oké was om achterop te zitten, maar probeerde hen tegelijk uit te leggen dat ik slecht te been ben en daarom weinig andere opties had om deel te kunnen nemen aan deze activiteit. Ik bereidde me voor op een mogelijke boete. Maar de agenten gingen daar niet op in en herhaalden ongeïnteresseerd het verbod.
Alles goed en wel, dacht ik, maar ik moest wel terug tot aan mijn auto, die in het centrum geparkeerd stond, om naar huis te kunnen. Het was onmogelijk voor mij om die afstand te voet te overbruggen. Ik vroeg of mijn collega me terug mocht brengen. Alsof de agent niet zag dat ik een beperking had, antwoordde hij dat ik maar te voet terug moest.
Institutioneel en interactioneel validisme
We ondernamen herhaaldelijke pogingen om duidelijk te maken dat dat niet ging, maar het scheen niet door te dringen bij de agenten. Ik kreeg uiteindelijk geen boete, maar de kleinerende manier waarop ze me behandelden was erger. “De regel geldt voor iedereen, ook mensen in een rolstoel,” zei de ene agent. “Het is wel toegestaan als je een kinderstoel gebruikt en je de voetjes en armpjes vastmaakt én als de passagier onder de 15 kilogram weegt,” zei de andere smalend. “Dat is bij haar zeker niet het geval,” antwoordde zijn collega lachend.
Verwacht de politie nu écht dat iemand die niet kan stappen, zich te voet gaat verplaatsen? Ook dat de agent mensen in een rolstoel betrok bij dit gesprek, terwijl er van een rolstoel geen sprake was, getuigde van een gebrek aan respect. De uitspraak over de kinderstoel was dan weer een duidelijk voorbeeld van zowel institutioneel als interactioneel validisme, het discrimineren en stigmatiseren van mensen met een functiebeperking.
Ik zal me nader verklaren: het is voor mij niet vanzelfsprekend om de dingen te doen die de brede samenleving als normaal beschouwt. Alsof ik mij zoals de meeste mensen te voet kan verplaatsen. Mensen met een beperking worden vaak verkeerd ingeschat of, in mijn geval, er wordt er geen rekening gehouden met hun beperking.
Olifantenvel
Ik ben een Belgisch-Marokkaanse moslima met een lichamelijke beperking. Ik heb al verschillende keren ervaren hoe het voelt om afgerekend te worden op je afkomst, en die avond kreeg ik nog een extraatje: ook mijn beperking moest worden belachelijk gemaakt. Hoe hadden de agenten gereageerd als ik een witte vrouw was geweest? Was ik ervan afgekomen met een waarschuwing of een boete, zonder marginaliserende en kwetsende opmerkingen?
Ik heb intussen (helaas) een olifantenvel gekweekt door de vele beledigingen en opmerkingen die ik mijn hele leven al hoor. Maar die woorden horen uit de mond van twee agenten is volledig nieuw voor mij en is een schending van het neutraliteitsbeleid, dat impliceert dat alle mensen gelijk behandeld moeten worden. Ik kan wat er gebeurd is, dan ook alleen maar machtsmisbruik noemen.
Gelukkig had ik getuigen. Mijn collega was uiteindelijk tussengekomen en heeft om uitleg en vooral om een menswaardige behandeling gevraagd. Mijn werkgever ondernam intussen stappen om met de politie te praten. Samenlevingsopbouw steunt me volledig, dat zorgt ervoor dat ik nog sterker gemotiveerd ben om iets te ondernemen. Ik hoop dat ik de agenten (en de politie in het algemeen) in een open gesprek duidelijk kan maken dat dit gedrag niet ok is. Ik wil vermijden dat anderen met een beperking of andere etnische achtergrond, ook slachtoffer worden. Zoiets voorbij laten gaan houdt machtsmisbruik in stand. Mensen die met dat soort misbruik te maken krijgen, moéten anderen daar bewust van maken.
Ik streef naar een samenleving waar iedereen gelijkwaardig is en we meer in verbinding staan met elkaar, in plaats van ons tegen elkaar te laten opzetten.
Soehaila Soe