Regisseur Zakaria Ridouani – broer van Leuvens burgemeester Mohamed – toont in zijn documentaire Casa goes Casa het wedervaren van enkele jongeren uit de beruchte Kesselse wijk Casablanca (in Leuven) die naar de Marokkaanse stad Essaouira trekken om er in een lokaal weeshuis te helpen. Zijn doel? De jongeren bewuster maken van hun roots én de wijk van haar slechte naam afhelpen.
Casa goes Casa
De Kesselse wijk Casablanca kampt al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw met een slecht imago. “Er woonden toen meer mensen met een extreem-rechtse overtuiging in de wijk. En dat botste vaak. Je had ‘de Marokkanenbuurt’ en ‘de racisten’”, zegt Karim, een van de jongeren uit de wijk. Hij nam voor Buurtwerk Casablanca een groot deel van de voorbereiding en ondersteuning van Casa goes Casa vanuit de buurt op zich. “De wijk bestond toen ook nog voor het grootste deel uit sociale woningen. Er kwamen na verloop van tijd ook steeds meer mensen met verschillende roots wonen. Zij kregen vaak de schuld van de vele problemen in de wijk. En toegegeven: sommige mensen gedroegen zich ook niet al te best, en bevestigden daarmee het slechte imago van de wijk en haar bewoners. Ik ga niet zeggen dat die jongens van toen slechte mensen waren. Oké, ze waren niet de meest voorbeeldige jongeren, maar ze waren niet van slechte wil. Ze pleegden geen overvallen of rookten geen joints. En toch kwamen er elke dag meerdere politieagenten langs. Vandaag zijn wij het beu dat we die slechte naam nog altijd moeten meedragen.”
Slechte reputatie
“Mensen van andere origine komen nu eenmaal graag samen. Dat zit in onze cultuur,” vertelt Tarik, een van de jongeren die in de wijk woont en die ook te zien is in de film. “Dat betekent niet dat we criminele feiten willen plegen. Soms zitten er rotte appels tussen, maar dat betekent niet dat de hele mand rot is. Die stereotypering gebeurt vandaag veel minder. We hebben met ons project laten zien dat je ons niet allemaal over dezelfde kam kan scheren.”
In de film zit een scène waarin de lokale politie een voetbalwedstrijd met de buurtjongens speelt. “Sindsdien is er een beter contact met de politie”, vervolgt hij. “De agenten in de wijk voeren niet zomaar controles meer uit. Ze stoppen en komen ook goeiedag zeggen. Er is meer respect voor elkaar. En dat is te danken aan het feit dat we met elkaar in gesprek zijn gegaan. Wij hebben ons verhaal kunnen doen en zij ook.”
De agenten in de wijk voeren niet zomaar controles meer uit. Ze stoppen en komen ook goeiedag zeggen
Volwassen worden
Zakaria Ridouani is al van jongsaf bekend met de buurt. Bij aanvang van het project was Ridouani nog student aan het RITCS in Brussel (Royal Institute for Theatre, Cinema & Sound, nvdr). “Mo Aoragh, die toen als jeugdwerker aan de slag was in de wijk, vertelde me dat hij hoopte om met de docu de jongeren te laten uitgroeien tot volwassenen en leiders. Toen ik dat hoorde, heb ik meteen toegehapt,” zegt hij. “Een van de redenen waarom ze me als regisseur gekozen hebben, was dat ik – ondanks het feit dat ik er niet ben opgegroeid - van jongs af aan hechte vriendschappen opgebouwd heb met de jongeren die je in de film ziet. Dat ze mij de kans hebben gegeven om de documentaire te regisseren, waardeer ik nog steeds.”
Voor de jongeren uit de Casablanca-wijk was ‘Casa goes Casa’ ook een zeer persoonlijke project. “We zijn allemaal Belgen met Marokkaanse roots,” zegt Karim, die een groot deel van de voorbereiding en ondersteuning van het project vanuit de buurt op zich nam. “Sommige hebben een Berberse achtergrond, andere een Arabische. Niemand van ons was al in een weeshuis geweest, laat staan een Marokkaans weeshuis. Als je de situatie daar ziet, is dat wel een schok. Dat is volgens mij ook een onderdeel van volwassen worden. Het moment waarop je beseft: wij zijn hun broeders en zusters. En we hebben het toch wel goed hier in België. Wij krijgen kansen en kunnen dingen doen die we graag willen doen, zonder al te veel consequenties.”
“Ik heb geleerd dat je elke tegenslag kunt overwinnen” (Karim)
Leerrijk en schokkend
Ook al kenden de jongeren elkaar goed, toch liep het verblijf niet altijd van een leien dakje. “Als je een documentaire maakt met mensen die je goed kent, heeft dat zijn voor- en nadelen,” zegt Zakaria. “Het leert je groeien, communiceren, maar haalt je ook uit je comfortzone. Sommige jongens hadden bijvoorbeeld bepaalde beelden liever niet in de film gezien, omdat ze vonden dat ze niet goed overkwamen, of uitspraken hadden gedaan waar ze zich achteraf niet goed over voelden. Dat frustreerde me soms. Op zo’n momenten moest ik geduld oefenen. Het is natuurlijk hun recht om dat te willen, maar tegelijk moet je aan de film denken. Als regisseur moet je je visie kunnen doordrukken. Dat kan al eens botsen. Maar we hebben het steeds bijgelegd, en altijd gezocht naar een compromis.”
Ook Karim heeft veel geleerd uit het project. “Ik heb geleerd dat je elke tegenslag kunt overwinnen,” vertelt hij. “Vroeger dacht ik dat Marokkanen van kleinsaf aan in een vakje werden gestoken. Dat slechts 1% van hen, de zogenaamde happy few, eruit geraakt. Dankzij dit project leerde ik zoveel mensen van verschillende origines kennen, met uiteenlopende achtergronden: van de politiek, tot het bedrijfsleven en andere organisaties. Je ziet dat dat allemaal gewone mensen zijn. Dat is fijn, want je beseft dat alles mogelijk is, als je er maar hard voor werkt. Dat is mij het meeste bijgebleven. Ik voel dankbaarheid na dit project. Voor alles wat hier kunnen doen, mogen doen en hebben mogen doen.”
Veel van de jongens die in Casablanca opgroeiden, zaten vast in hun slachtofferrol. Ik heb daar ook gezeten. Dankzij het project, de film, de tijd die we in het Marokkaanse weeshuis hebben doorgebracht, is daar veel verandering in gekomen.
Slachtofferrol
Tarik ging na afloop van het project aan de slag als jongerenwerker en volgde Mohamed Aoragh op. “Veel van de jongens die in Casablanca opgroeiden, zaten vast in hun slachtofferrol. Ik heb daar ook gezeten. Dankzij het project, de film, de tijd die we in het Marokkaanse weeshuis hebben doorgebracht, is daar veel verandering in gekomen. We hadden geen idee dat het zo’n succes zou worden.
We dachten dat het hoogstens het imago van de wijk wat zou opkrikken, én dat we gratis op reis gingen kunnen (lacht). Maar toen het project steeds meer vorm begon te krijgen, kregen we veel mensen uit de buurt over de vloer met de vraag of ze konden deelnemen. Op dat moment begonnen we de succesformule van ‘Casa goes Casa’ in te zien. We contacteerden mensen uit de politiek en van middenveldorganisaties. We zagen in dat, als we dit serieus aanpakten, we hier echt iets uit zouden leren.”
Samenwerking en dialoog met de politie
Burgemeester van Leuven en de broer van de regisseur, Mohamed Ridouani is trots. Zowel op zijn broer als op alle jongeren die aan het project deelnamen. “Ze hebben in een tijd van polarisering, haat, extremisme en verwardheid laten zien dat je dicht bij huis zingeving kan vinden voor jezelf, je samenleving en je wijk. Door mooie dingen te doen en in een ver land de uitdaging aan te gaan.” Voor Ridouani is het project niet afgelopen. “Er zijn nog andere wijken in Leuven, zoals bijvoorbeeld het Sint-Maartensdal, waar we een soortgelijk project op poten willen zetten. Ik nodig hen uit om hieraan mee mee te werken. Onze stadsdiensten en de politie zullen daarbij helpen.”
Dit artikel werd gepubliceerd door Het Nieuwsblad op 06/09/2019