Het idee dat het opleggen van Nederlands als thuistaal in Vlaanderen de taalbeheersing van jongeren bevordert, is een moderne mythe, vindt reporter Zakaria Labyad. “Een taal leer je niet alleen binnen de muren van je huis of de school.”
Het Vlaams regeerakkoord werd op 30 september ondertekend door de partijen Vooruit, CD&V en N-VA. Hierin werden achttien bladzijden gewijd aan het gemeenschapsonderwijs. In deze pagina’s werden niet enkel zaken besproken over wat er in het schoolgebouw gebeurt, maar ook erbuiten. Zo verwacht de regering van ouders meer verantwoordelijkheid op te nemen in het schoolleven van hun kinderen. De regering dreigt daarom de schoolbonus van ongeveer 22 tot 67 euro per kind (afhankelijk van leeftijd) van deze onactieve ouders te ontnemen.
Ouders riskeren deze sanctie te ontvangen door onder andere: onbetaalde schoolfacturen of een groot aantal onwettige afwezigheden, maar ook als ze het Nederlands niet genoeg beheersen. Het aansporen van ouders om actiever deel te nemen in het schoolleven van hun kinderen is natuurlijk belangrijk, maar is deze eis omtrent de taal die de ouders spreken wel correct? En is het dreigen te graaien in hun portemonee wel een gepaste zet?
Is het Nederlands thuis noodzakelijk?
Het idee dat het opleggen van Nederlands als thuistaal in Vlaanderen de taalbeheersing van jongeren bevordert, is een moderne mythe. Psycholgen en logopedisten zoals de Amerikaanse Mandy Walters geven aan dat wanneer opvoeders in het bijzijn van hun kinderen een taal spreken die ze zelf niet volledig beheersen, dit een verslechterend effect heeft op de taalontwikkeling van die kinderen.
Wanneer ouders thuis hun moedertaal spreken, geven ze een grotere waaier aan woordenschat en taalgevoel mee aan hun kroost. Die waaier is groter dan het B2-niveau (het gemeenschappelijk Europees referentiekader) dat deze regering als minimum beschouwt.
Dat zorgt volgens de logopediste er ook voor dat kinderen, naast een betere band met met hun opvoeders en origine, ook een betere basis hebben om het Nederlands en andere talen te leren. Het kind zou dan een beter inzicht hebben in zowel abstracte als concrete concepten die ze kunnen linken aan andere talen die in hun omgeving gesproken worden.
“Je kan je voorstellen dat na een lange werkdag de meeste ouders liever de tijd verdrijven met hun gezin dan de verschillende voorzetsels van het Nederlands uit het hoofd te rammen”
Wil men niet, of kan men niet?
Hoewel ouders zeker en vast actief horen te zijn in het leven van hun kinderen, is het bestraffen van ouders niet de oplossing. Dit regeerakkoord legt alle druk op ouders zonder tweemaal na te denken wat de oorzaken kunnen zijn van ouders die geen Nederlands willen of kunnen spreken thuis.
Om te beginnen is Nederlands een moeilijke taal, zelfs voor mensen die al een andere Germaanse taal onder de knie hebben. Nederlands heeft veel onregelmatige werkwoorden en zinsconstructies die uitdagend zijn voor tweedetaalsprekers. Ook krijgen niet-moedertaalsprekers in het dagelijks leven vaak te maken met regionale dialecten die niet stroken met wat er in de klas wordt aangeleerd. Dat zorgt voor extra verwarring.
Daardoor is het behalen van het B2-minimum dat deze regering verwacht sisyfusarbeid. Bovendien kun je je voorstellen dat na een lange werkdag de meeste ouders ook liever de tijd verdrijven met hun gezin dan de verschillende voorzetsels van het Nederlands uit het hoofd te rammen.
Het afnemen van de schoolbonus of schooltoelage kan daarom extra zout in de wond strooien en het probleem van inactieve ouders doen escaleren. Hoewel deze regering spreekt van een ‘symbolische sanctie’ – voor hen is 22 tot 67 euro waarschijnlijk een verwaarloosbaar bedrag – is dat niet het geval voor elk gezin.
22 euro is genoeg voor een voolwaardige maaltijd, hetgeen deze regering óók verwacht dat deze ouders voorzien voor de lunch van hun kinderen. Daardoor zal het ontnemen van geld een averechts effect kunnen hebben op de ontwikkeling van het kind, aangezien de middelen van de ouders ontnomen worden om deze ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen, voor zaken die niet helemaal in hun handen liggen.
“Laten we investeren in buitenschoolse activiteiten en jeugdwerk waar Nederlands wel voertaal is”
Kan het ook anders?
In plaats van neerslaand beleid te voeren waarbij we het Nederlands door dreigementen opleggen, wat vreemd is voor een progressieve en linkse partij zoals Vooruit, kunnen we beter opbouwend beleid voeren door deze ouders thuis de taal te laten spreken waarin ze zich het meest comfortabel voelen.
Laten we investeren in buitenschoolse activiteiten en jeugdwerk waar Nederlands wel de voertaal is. Taal leer je immers niet alleen binnen de muren van je huis of de school, maar in de wijde wereld. Zo bevorderen we niet alleen de Nederlandse taalontwikkeling van onze jeugd, maar zorgen we er ook voor dat zowel zij als wij kunnen genieten van de diversiteit in onze maatschappij, waar meertaligheid alleen maar een troef is.