Op maandag 25 september ging het nieuwe academiejaar van start. Ook voor vluchtelingen zou dat de start van een universitaire carrière kunnen betekenen, maar zij botsen op veel hindernissen: taalachterstand, een moeilijke toegang tot informatie over het onderwijssysteem en een versnipperde studiekeuzebegeleiding.
Uit het veldwerk duiken stemmen op dat vluchtelingen door het bos de bomen niet meer zien. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) pleit in een advies dat in maart verscheen voor een geïntegreerde aanpak om geïsoleerde en versnipperde projecten in een groter kader te plaatsen. Maar die is er nog niet, waardoor slechts een beperkt aantal vluchtelingen verder studeert. Wat loopt er dan zoal fout?
Ontoegankelijke inschrijvingsprocedure
De informatie over inschrijvingsprocedures zaait heel wat verwarring. Als iemand zijn diploma wil gelijkschakelen met het oog op werk, kan hij terecht bij NARIC-Vlaanderen, het orgaan van de Vlaamse Overheid bevoegd voor diplomagelijkschakeling. “En Vlaanderen heeft voor hen een aangepaste procedure opgestart waarbij ze kosteloos een onvolledig dossier mogen indienen tot de erkenning van één of meerdere diploma’s”, stelt Vlaams minister van onderwijs Hilde Crevits.
Probleem: die erkenning geeft niet automatisch toegang tot de universiteiten. Elke universiteit kan autonoom beslissen over de toelating van studenten. De voorwaarden en vereiste documenten verschillen ook naargelang de universiteit. “Bovendien is de informatie over de toelatingsprocedures en de inschrijvingskost op de websites moeilijk bereikbaar voor vluchtelingen. Dat zorgt voor heel wat verwarring”, laat Charlotte Vandycke, directeur van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, optekenen.
Geen uniforme studiekeuzebegeleiding
Vluchtelingen vinden moeilijk de juiste informatie voor het opleidingsaanbod van verschillende universiteiten. Het Vlaamse onderwijssysteem is helemaal anders georganiseerd dan in hun thuisland.
Waar Vlaamse scholieren deelnemen aan SID-IN beurzen en begeleid worden in hun keuze, staan vluchtelingen er echter vaak alleen voor. Of kandidaat-studenten hun weg vinden doorheen het aanbod, hang vaak ook af van toeval. Het aanbod van studiekeuzebegeleiding verschilt sterk van regio tot regio. “Wij pleiten dan ook voor een ‘Vlaanderenbreed’, centraal aanspreekpunt waar vluchtelingen terecht kunnen voor correcte informatie en studiekeuzebegeleiding”, stelt Isabelle De Ridder, medewerker hoger onderwijs bij de VLOR.
Maar dat is er dus nog niet. “De universiteiten bieden nochtans de nodige informatie aan op hun websites”, meent minister Crevits.
Dure taalcursussen
Taal blijft een groot obstakel. Efficiënte en betaalbare talencursussen die kandidaat-studenten klaarstomen zijn niet voldoende voor handen. De intensieve cursussen aan universitaire talencentra blijven zeer duur. De bestaande beurzen zijn enkel beschikbaar voor de eerste twee niveaus. De VLOR ziet een oplossing in het uitbreiden van de beurzen naar de hogere niveaus.
“Wij hebben reeds 757.000 euro geïnvesteerd in het aanbod van taalonderwijs in de centra voor basiseducatie en volwassenenonderwijs”, antwoordt minister Crevits.
Maar ook tijdens de opleiding hebben vluchtelingen nood aan extra oefenkansen. “Oefengroepjes met Nederlandstalige medestudenten kunnen daarvoor een oplossing bieden”, leest het advies van de VLOR. Vluchtelingenwerk pleit dan weer voor extra taalondersteuning tijdens elke opleiding via bijvoorbeeld mentoren.
Beperkte voortrajecten
Sommige universiteiten, zoals de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel organiseren specifieke voorbereidingsprogramma’s. “Dat doen ze op eigen initiatief en met eigen middelen”, geeft minister Crevits toe.
In samenwerking met IN-Gent vzw zette de UGent haar schouders onder een voortraject om anderstalige nieuwkomers te begeleiden in hun studiekeuze en hun Nederlands te verbeteren. “Het is onze maatschappelijke opdracht om deze groep mensen een adequate voorbereiding te geven en hen te ondersteunen bij hun studiekeuze”, stelt Katrien De Bruyn, beleidsmedewerker diversiteit aan de UGent.
Maar de cijfers zijn niet overdonderend. De voorbije drie jaar namen amper 35 vluchtelingen deel aan het traject. “Een doekje voor het bloeden zolang de overheid die trajecten niet financiert en ze niet aan alle universiteiten worden georganiseerd”, verklaart Charlotte Vandycke van Vluchtelingenwerk.
Katrien De Bruyn reageert: “Het succes van het project kunnen we niet enkel afmeten aan cijfers. Veel deelnemers reageren positief op het voortraject. Om kwalitatieve voortrajecten verder uit te breiden hebben we inderdaad meer middelen nodig.”
Dit artikel werd gepubliceerd door (Het Nieuwsblad Online) op (29/09/2017)