Hanane Llouh (30) uit Antwerpen deelt haar ervaring met catcalling.

“Ik was 29 toen ik over het Sint-Jansplein in Antwerpen wandelde, gewoon op de middag. Er was een oudere man die mij al van ver aanstaarde. Toen ik hem passeerde, vroeg ik waarom hij naar mij zat te kijken. Op een agressieve manier antwoordde hij: ‘Wat ga je eraan doen? Het zijn mijn ogen!’ Ik reageerde heel boos en zei in het Berbers: ‘Moge God je blind maken.’ 

De man werd kwaad en wou op me afstappen. Gelukkig was er veel volk en kon ik in de massa opgaan, maar hij bleef me wel een tijdje achtervolgen. Tijdens de achtervolging belde ik mijn echtgenoot zodat die wist waar ik was. Stel dat er iets zou gebeuren, dan zou hij het ook meteen weten."

“Ik let heel bewust op hoe ik buitenkom: ik zet een zonnebril en een hoofdtelefoon op in de hoop minder snel aangesproken te worden”

“De situatie maakte me boos en frustreerde me. Ik kwam van een meeting, dus ik was neutraal gekleed en zelfs dan gebeuren zulke dingen nog steeds. Het laat me nadenken of sommige mannen gewoon dieren zijn die zich niet kunnen inhouden wanneer iemand passeert met vrouwelijke kenmerken.”

“Ik let heel bewust op hoe ik buitenkom: ik zet een zonnebril en een hoofdtelefoon op in de hoop minder snel aangesproken te worden. Tijdens de coronapandemie droeg ik altijd een mondmasker omdat ik dan minder zag. Catcalling maakt me moe: het zuigt de energie uit mijn lijf. Het maakt niet uit hoe je gekleed bent of hoe je eruit ziet. Voor mannen gaat het echt om macht: ze hebben het gevoel dat ze vrouwen mogen intimideren. Ik kan wel goed voor mezelf opkomen en dan merk ik dat ze vaak schrikken omdat ze geen reactie verwachten.”

“Ik ben op veel vlakken een pessimist, dus ik geloof niet dat catcalling opgelost kan worden. Het is een structureel probleem: het is dweilen met de kraan open. Met sensibilisering zal je niet iedereen bereiken, volgens mij.”

 

vorige volgende