Complotten zijn van alle tijden én van alle leeftijden. De aanwezigheid van het coronavirus en de strikt opgelegde maatregelen van de overheid versterken deze complotten alleen nog maar. Sommigen twijfelen aan de echtheid van het coronavirus, ook jongeren. De jeugdsector merkt een toenemende complotgevoeligheid en slaat alarm.
Hoewel complotgevoeligheid in het algemeen niet veel aan bod komt in de reguliere media, is de jeugdsector zich er wel van bewust. Filip Balthau van JES vzw, een organisatie die werkt met jongeren, zegt dat ze zich niet makkelijk uitspreken over complotten.
Ook Cindy Van Geldorp deelt die mening. Zij werkt voor Netwerk tegen Armoede, een overkoepelend netwerk van 58 verenigingen die armoede bestrijden: “Er is zeker bezorgdheid rondom fake news over corona en vaccinaties. We vangen signalen op dat kwetsbare jongeren niet altijd goed geïnformeerd zijn. Kwetsbare jongeren informeren zich net als andere jongeren niet altijd via radio en televisie. Via sociale media kunnen ze niet altijd onderscheiden welke informatie betrouwbaar is.”
Bert Pieters werkt voor Mediawijs. Zij organiseren ook vormingen voor jongeren. Hij merkt dat jongeren steeds meer geloven in complotten: “Als je met een groep werkt, geven jongeren bijvoorbeeld aan: ‘Dit complot is toch waar?’ of ‘Daar heb ik mijn twijfels bij’. Zo lezen ze nu bijvoorbeeld op sociale media dat het vaccin je kan traceren of dat je er ziek van kan worden.”
"De mening van klasgenoten en vrienden weegt nog altijd zwaarder door."
Die bezorgdheid over de invloed van sociale media op complotgevoeligheid deelt ook Veronika Thiers. Zij werkt voor Pimento vzw, een organisatie die vormingen geeft op middelbare scholen. Zij zegt dat sociale mediaplatformen bij hen een probleem vormen: “Wij zijn vooral bezig met de invloed van sociale media op de identiteit van jongeren. Toch is onze organisatie nu in de weer met een onderzoek naar de impact van sociale media in coronatijden.” Bovendien vindt ze dat de impact van groepsdruk bij complotten of meningen niet mag worden onderschat: “Ik heb het gevoel dat de mening van klasgenoten en vrienden nog altijd zwaarder doorweegt. Die invloed is het grootst."
Jongeren goed informeren
De bezorgdheid bij jeugdorganisaties over complotgevoeligheid, is dus zeker aanwezig, maar hoe zorg je er dan voor dat jongeren wél goed geïnformeerd worden en welke initiatieven hebben jeugdorganisaties al genomen? Pieters geeft toe dat hij met Mediawijs al langer experimenteerde met propaganda, complottheorieën en fake news. Hij spitste zich dan vooral toe op de rol die sociale media spelen in de verspreiding van informatie: “Wij doen voornamelijk workshops in scholen, waarbij we inspelen op inlevingsvermogen. We leggen leerlingen ook uit hoe algoritmes en dergelijke werken. We proberen inzicht te bieden in hoe het internet werkt. We bespreken met elkaar waarom er bepaalde zaken betrouwbaar zijn, of juist niet. We leren hun verder dat er sommige bronnen meer betrouwbaar zijn dan andere.”
Netwerk tegen Armoede probeert vooral op een hoger niveau jongeren te informeren: “Als netwerk trachten wij onze verenigingen zo goed mogelijk te informeren zodat ze die informatie kunnen overbrengen aan jongeren waarmee ze in contact zijn. We baseren ons daarvoor op informatie van de overheid, WAT WAT of Wablieft, die we vertalen op maat van kwetsbare jongeren. We verspreiden ook infografieken aan onze verenigingen en via sociale media om te gebruiken in contacten met jongeren”, aldus Cindy Van Geldorp.
"Op sommige vragen hebben we ook geen antwoord"
JES heeft nauw contact met hun jongeren. De organisatie heeft het er ook bewust met haar medewerkers over, zodat zij met de bewuste jongeren in dialoog kunnen gaan: “We kijken naar de trends die gebeuren. Tegenwoordig zijn dat vooral het vaccin, het virus en het mentale welzijn. Als we binnen onze organisatie verontrustende signalen zien, dan praten we er ook over met collega’s. Op sommige vragen hebben we ook geen antwoord, maar als jeugdwerker coach je en word je gecoacht”, aldus Balthau.
In dialoog met een jongere
Wat als je een jongere tegenkomt die toegeeft dat hij ergens niet of net wel in gelooft? Hoe moet je er met hen over praten? Pieters vindt het vooral heel belangrijk dat jongeren erover dúrven spreken: “Een open klimaat is heel belangrijk, zodat je met hen in discussie kan gaan. Ik merk dat het heel moeilijk is om te discussiëren, wat het vaak erger maakt. Dus er is nood om erover te praten. Openheid en eerlijkheid zijn echt noodzakelijk.”
Balthau (JES) benadrukt ook het belang van een dialoog: “Wij stimuleren onze medewerkers die werkzaam zijn in de stadsbuurten vooral om dichtbij te zijn en zo het gesprek aan te gaan. Je moet vooral niet de waarheid willen verkondigen.” Luisteren en vragen stellen is daarbij cruciaal: “Je kan hen vragen hoe ze bij een bepaald idee zijn gekomen en waarom. Zo stellen ze zichzelf misschien ook vragen. Jongeren kunnen ook denken voor zichzelf, ze zijn rijp genoeg.” Hij maakt zich geen zorgen over het feit dat een mening van een jongere ongenuanceerd kan zijn: “Het klopt wel dat hun mening vaak zwart-wit is, maar dat is ook eigen aan jongeren. Het maakt deel uit van hun identiteitsontwikkeling. Er wordt te weinig rekening gehouden met het feit dat ze nog niet volgroeid zijn.”
"Als jeugdwerkers zelf in complotten geloven dan wordt de balans tussen privé en werk heel moeilijk"