Diane Broeckhoven

Ze heeft een frivool asymmetrisch kapsel waar haar gezicht – tussen zuur en bitter in, umami dus- niet helemaal bij past. Ze zit aan de sunny side van de tram, wist haar voorhoofd af met een gestreken zakdoek en verkast dan naar de overkant van het gangpad.  

'Ik kom naast u zitten,' puft ze, 'veel te warm daar.'

Gewillig schik ik een eindje op en wacht op wat komen gaat. Een klacht, schat ik. Iets over de jeugd van tegenwoordig. Of over al die mensen die zwartrijden en op onze kosten leven. Het staat op haar goed gesoigneerde gezicht te lezen.

Bij de volgende halte stapt een groot gezin in. Eerst het kroost, dan de in sluiers verpakte moeder, als laatste de vader die netjes zijn rittenkaart in de gleuf duwt. Mijn buurvrouw telt de kinderen, luid en goed articulerend. Eén. Twee. Drie. Vier. Vijf. Drie jongens ergens tussen acht en twaalf. Twee kleine meisjes in Zeeman-jurkjes die gillend door de alweer optrekkende tram stuiteren.

'Vijf kinderen,' zegt mijn buurvrouw. 'Ze moesten zich schamen.'

'Waarvoor?' vraag ik.

'Waarvoor, waarvoor?' bauwt ze me met rollende rr-en na. 'Wie denk je dat dat allemaal betaalt?' Het is een retorische vraag.

'En u?' hou ik de conversatie gaande. 'Hebt u kinderen? Of kleinkinderen misschien?'

'Ik heb één dochter en één kleindochter,' antwoordt ze zuinig. 'En ik hoop dat mijn kleindochter nooit kinderen krijgt, dat het bij haar stopt. Ik heb het er zelfs met haar over gehad, al is ze pas twaalf. En weet u waarom?'

Ik heb geen idee. Of ik doe tenminste alsof.

'Er is van alles te veel. Veel te veel,' barst ze los. 'Er zijn te veel mensen, te veel auto's, te veel spullen. De wereld is naar de knoppen.'

Als ze niet zo deftig was, had ze gezegd 'naar de kloten'.

Ik heb een beetje met haar te doen, terwijl ze nog even doorraast.  

Ze kijkt me aan en zegt: 'En u? Heb u kinderen?' Ik zie diepe kerven rond haar mondhoeken.

En knik.

'Negen,' zeg ik. 'En zesentwintig kleinkinderen. Nummertje zevenentwintig is op komst.'

Ze maakt aanstalten om weer in de zon te gaan zitten. Maar haar plaats is bezet. De twee vrolijke zusjes zitten er, op elkaars schoot. Ze giechelen en knijpen in elkaars blote armen.               

 

Diane Broeckhoven

Diane Broeckhoven
vorige volgende